| 21527 |
bericht |
tijding:
tijing (Q095a Caberg)
|
een mondeling of schriftelijk overgebrachte mededeling, inlichting [tijding, ting, weet, bericht] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
| 18060 |
beroerte |
beroerte:
beroerte (Q095a Caberg),
beslag:
beslaag (Q095a Caberg)
|
Beroerte: verlamming veroorzaakt door uitstorting van bloed in de hersenen (beroerte, beslag, aantok, slag). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
| 20522 |
beschimmeld |
beschimmeld:
besjumməld (Q095a Caberg)
|
beschimmeld; Hoe noemt U: Met schimmel bedekt, gezegd van een brood [N 80 (1980)]
III-2-3
|
| 20540 |
beschimmelen |
de riem hebben:
de reem höbbə (Q095a Caberg),
van de korst gaan:
van de koors goon (Q095a Caberg)
|
Hoe noemt U: Werken van het brood, zodat het schimmelt (spinnen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
| 19285 |
beslissen |
beslissen:
beslisse (Q095a Caberg),
zich uitspreken:
ziech oetspreeke (Q095a Caberg)
|
iets waarover verschil van gevoel is voorgoed tot een einde brengen [scheiden, beslissen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 18922 |
bestemmen |
bestemmen:
bestömme (Q095a Caberg)
|
iets of iemand aanwijzen voor een bepaald doel [betijen, bestemmen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 25105 |
bestendig weer |
vast (weer):
vas wéér (Q095a Caberg)
|
lucht die vast, bestendig weer betekent [hooilucht, vaste lucht] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
| 33607 |
besvrucht, algemeen |
kronsel:
WBD/WLD (n kroousel ? - onduidelijk)
’n kroonsel (Q095a Caberg),
wiemel:
WBD/WLD
’n wiemel (Q095a Caberg)
|
Een vlezige sapige vrucht die aan een struik groeit (bes, bizzem, bezie, beer, bees, bezing, baaie). [N 82 (1981)]
I-7
|
| 18845 |
beteuterd |
beteuterd:
beteuterd (Q095a Caberg),
uit zijn doen:
oet z⁄nen doen (Q095a Caberg)
|
op zijn neus kijkend, erg teleurgesteld zijnd [sip, arig, dreuig, vernepen, suf, onnozel, bedonderd] [N 85 (1981)] || van zijn stuk gebracht, van streek [bedonderd, beteuterd] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 25106 |
betrekken (lucht) |
betrekken:
⁄t betrék (Q095a Caberg),
donker worden:
⁄t weurd doonker (Q095a Caberg)
|
eerst helder zijn, maar daarna dreigen te gaan regenen, gezegd van het weer [zich berouwen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|