e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q003p plaats=Genk

Overzicht

Gevonden: 4982

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
(geen) waarde (geen) waarde: gen wēͅrdə (Genk) Hoe zegt men van iets dat geen waarde heeft? (dat is geen ... waard). [ZND 28 (1938)] III-3-1
(iets) zich niet aantrekken niet aantrekken: trɛk dich dat ni aoən (Genk) Ge moet u dat niet aantrekken [ZND 32 (1939)] III-1-4
(kleine) zelfstandige commerant (fr.): ei kleéne commercant (Genk) Noem het (dialect)woord voor: een kleine zelfstandige? [middenstander] [N 102 (1998)] III-3-1
(met) het hoofd stoten tokken: erYəs tiYə tokə (Genk), tokə (Genk) stoten: het hoofd stoten (kinderwoord) [boetse, zijn eige boetse] [N 10 (1961)] || stoten: met het hoofd stoten [boetse, erges teege boetse] [N 10 (1961)] III-1-2
(met) stevige benen straf geknookt: straf Yeknukt (Genk) benen: met stevige benen [hij is gestapeleerd] [N 10 (1961)] III-1-1
-> [wld iii 2.2] - wld iii, 2.2 !: dŭbdīəkskə (Genk), dŭpkle.tšə (Genk), nōvəlbenšə (Genk), ro.mets (Genk), sle.ər (Genk), wĕnəl (Genk), ze.əvərlap (Genk) dekentje waaronder de dopeling naar de kerk wordt gedragen [N 25 (1964)] || doopjurkje [deumhemke] [N 25 (1964)] || luier [winjel, luur, kindsdoek, psidoek, huik] [N 25 (1964)] || muts met poffer, minder kostbaar of minder uitgedost dan de grote witte muts, die bij rouwgelegenheden wordt gedragen [rouwpoffer] [N 25 (1964)] || navelbandje [nagelbendje] [N 25 (1964)] || rouwsluiter(s) aan een hoed [N 25 (1964)] || slabje, morsdoekje voor kinderen [slabbertje, slabberlepke, zeiverlepke, slepke, bavet(sje) [N 25 (1964)] III-1-3
<naam> feestdag: feestdaag van meinen heilige (Genk) feest vieren op de dag gewijd aan de heilige wiens naam men draagt [besteken] [N 112 (2006)] III-3-2
[falie] voile (fr.): vwal (Genk) falie (zwarte doek die de vrouwen vroeger droegen, nu nog hier en daar in gebruik bij begrafenissen) [ZND 35 (1941)] III-1-3
[kazavek?] kazavekje: Klein bloesje zonder mouwen.  kazəvɛkskə (Genk) Kent u het woord kazevek, kazaver, kazawik voor een bepaald kledingstuk? Geef de juiste uitspraak op [ZND 48 (1954)] III-1-3
[lijfje] lijfje: voor vrouwen  leͅifkə (Genk) lijfje, in de betekenis van soort kledingstuk; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] III-1-3