e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L289h plaats=Boshoven

Overzicht

Gevonden: 811

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
braam braam: brǭm (Boshoven) Ruige, oneffen rand die ontstaat na het gieten of zagen van metaal. [N 64, 55c; N 33, 164 add.; monogr.] II-11
braken braken: brākǝ (Boshoven) De houtachtige stengels van het vlas met behulp van een braak kneuzen en breken, zodat ze eraf vliegen. [N 48, 16a; monogr.] II-7
branden borren: bøͅrə (Boshoven) branden III-2-1
brede tanden brede tanden: brɛi̯ taŋ (Boshoven) Blijvend gebit na de wisseling. [N 3A, 108c] I-11
broeden, op eieren zitten broeden: brø̄i̯ǝ (Boshoven) [N 19, 45; N 19, 44d; Vld.; S 5; L 1a-m; L 22, 22; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
broedende kip op eieren broedende hen: brø̄i̯ǝndǝ hen (Boshoven) [N 19, 43a; JG 1a, 1b, 2c; L 14, 21; A 6, 1c; S 5; L B2, 320; monogr.] I-12
broedse kip die men niet wil laten broeden brok: brok (Boshoven) [N 19, 43b] I-12
bronstig breustig: brø̄stex (Boshoven) Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk varken. [N 19, 12; N C, 4d; A 43, 20a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 52, add.; N 76, add.; monogr.] I-12
bronstig op andere koeien springen rijden: rɛi̯jǝ (Boshoven) [N 3A, 9b] I-11
brullen brullen: brølǝ (Boshoven) Abnormaal geluid dat vooral wild geworden runderen uitstoten. [N 3A, 6; JG 1a, 1b; monogr.] I-11