e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L424p plaats=Meeswijk

Overzicht

Gevonden: 3038

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
asblok asbed: as˱bęt (Meeswijk) Houten blok met aan de onderzijde een gleuf waarin de metalen as bevestigd wordt, ter versteviging van de as. Zie verder ook WLD I.1 voor het asblok van de ploeg. [N 17, 40 + 44j + 50b + 51; N G, 48a; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 2b; monogr.] I-13
asperge asperge: aspeͅržə (Meeswijk) asperge I-7
aster (aster sinensis) aster: astər (Meeswijk) aster III-2-1
auto auto: auto (Meeswijk) een bestuurbaar voertuig op 3 of meer wielen, voortbewogen door een zich daarin bevindende motor, meestal gedreven door benzine [auto, wagen, kar, tuffer] [N 90 (1982)] III-3-1
autoped trottinette (fr.): Afl. trottinetten.  troͅtənet (Meeswijk) Trottinet: autoped. III-3-2
avegaar ever: ē̜vǝr (Meeswijk), vlim: vlēm (Meeswijk) Grote handboor met schroef- of lepelvormig uitlopend boorijzer dat met een dwarsstang wordt rondgedraaid en dient om zeer diepe en/of wijde gaten te boren. Zie ook afb. 79 en 80. De avegaar wordt door verschillende houtbewerkers gebruikt. De wagenmaker boort er onder meer de naven van karwielen mee uit, terwijl de klompenmaker de avegaar gebruikt om er aan de binnenkant van klompen hout mee weg te halen. Dit lemma bevat alleen algemene benamingen voor de avegaar (onder A), de schroefavegaar (onder B) en de lepelavegaar (onder C). Specifieke uitvoeringen van de avegaar zoals die bijvoorbeeld door de kuiper, de klompenmaker en de wagenmaker worden gebruikt, worden behandeld in de paragrafen over de terminologie van deze beroepen. Vgl. voor het woordtype never, dat werd opgegeven door respondenten uit Swalmen, Geulle en Valkenburg (L 331, Q 18, Q 101) ook het Limburgs Idioticon, pag. 176, s.v. never, ø̄Kruisboor. Geh. Kempenlandø̄ en voor het woordtype borendrouw uit Eupen (Q 284) RhWb (I), kol. 1437, s.v. Drau, ø̄das Gestell am Handbohrer, das den eingesetzten Bohrer dreht, Bohrwinde Drehbügelø̄. Met de lepelavegaar werken werd in Hasselt (Q 2) uitbuikeren (ø̜̄ǝt˱bø̜̄.kǝrǝ) genoemd. [N G, 32a; N 53, 167a-c; L 32, 35; A 32, 8; monogr.] II-12
averechts, achterstevoren verkeerd: verkeerd (Meeswijk) niet de goede zijde tonend [averechts, verhard, verkeerd, keeraats] [N 91 (1982)] III-4-4
avondmaal avondbrood: ōͅvəndbruət (Meeswijk, ... ) avondbrood || het avondeten III-2-3
azijn azijn: azijnzuur + water  azīn (Meeswijk), eedje: ēͅtə (Meeswijk, ... ) azijn III-2-3
baantje glijden op het ijs keien: kaien (Meeswijk), s Winters keien de kinderen op de keibaan.  keͅjə (Meeswijk) Hoe noemt men: op het ijs glijden (zonder schaatsen). [ZND 14 (1926)] || Keien: Baantje glijden. III-3-2