e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L288a plaats=Ospel

Overzicht

Gevonden: 3815

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
angel van bij of wesp angel: angel (Ospel), ângel (Ospel) angel || Hoe noemt u het orgaan waarmee bijen en wespen steken (angel) [N 83 (1981)] III-4-2
angelustorentje trumptorentje: s trumpteurke (Ospel) Het afzonderlijk torentje waarin de angelusklok hangt [angelustorentje?]. [N 96A (1989)] III-3-3
anijs anijs: Anijs wordt in de jacht gebruikt, vermengd met het voer, om fazanten te lokken  anniês (Ospel) anijs III-2-3
anjelier anjer: anjer (Ospel) [DC 17 (1949)] I-7
anjer, anjelier (dianthus caryophyllus l.) anjer: -  anjer (Ospel) tuinanjer [DC 17 (1949)] III-2-1
appel, overige soorten appel: appel (Ospel), court-pendu (fr.): korsteel, zure bewaarappel  karpeduu (Ospel), eysdener klompje: iësdere klûmpke (Ospel), heggenappeltje: kleine wilde appeltjes die in oude heggen voorkomen  hegke-eppelkes (Ospel), kookappel: kookappel (Ospel) appel || appel, soort || appeltjes I-7
appelbol pijlappel: Een geschilde appel met verwijderd klokkenhuis, gevuld met suiker en kaneel, in deeg gerold en gebakken  piêlappel (Ospel) appelbol III-2-3
appelboom appelbomen (mv.): Vraag: "appelboomjes", diminutief gelaten; enkelvoud opgenomen  appelbuim (mv) (Ospel) [DC 03 (1934)] I-7
appelmoes appelenmoes: Verkl. appelemeuske  appelemoos (Ospel), appelenpruts: appellepruts (Ospel), prus: prus (Ospel), prut: prut (Ospel) appelmoes III-2-3
appels van de boom schudden schuddelen: schòdelen (Ospel) Appels van de boom schudden (muiken). [N 82 (1981)] III-2-3