30101 |
achterwerkers |
binnenwerkers:
benǝwęrǝkǝrs (L210p Venray)
|
Metselstenen voor de binnenste spouwmuur. Volgens de invuller uit L 210 werden de binnenmuren van een goedkopere en zachtere steen opgetrokken. Ze werden na het metselen met een troffel met specie bestreken en met een natte handveger glad gestreken. Het opmetselen van de binnenmuur werd in L 289 en L 289b 'binnenwerk' ('benǝwęrǝk') of 'achterwerk' ('axtǝrwęrǝk') genoemd. Zie voor het woordtype 'boerengrauw' ook het lemma 'Metselsteenkwaliteit' in wld ii.8, pag. 72. [N 31, 35g; monogr.]
II-9
|
21139 |
achterwiel van een fiets |
achterrad:
echterrad (L210p Venray)
|
het achterwiel van een fiets [riks] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
23549 |
acoliet |
acoliet:
acaoliet (L210p Venray)
|
Een acoliet, een oudere misdienaar. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24438 |
adder |
adder:
Veldeke 1979 nr. 1
d’n adder (L210p Venray),
WLD
adder (L210p Venray)
|
Hoe noemt u een slang met een verlengde hals, een korte gedrongen romp en een korte staart. De snuit heeft een vlakke bovenkant. Het schubbenkleed is zwart of donkergrijs met een zigzagstreep over de rug en een X-teken op de kop. Zijn lengte is tot 70cm ( [N 83 (1981)]
III-4-2
|
24774 |
adelaarsvaren |
vaan:
vaan (L210p Venray),
varen:
-
varen (L210p Venray, ...
L210p Venray)
|
adelaarsvaren [DC 60a (1985)]
III-4-3
|
17781 |
adem |
adem:
oajm (L210p Venray)
|
adem [SGV (1914)]
III-1-1
|
17685 |
ademen |
ademen:
oajeme (L210p Venray),
òjeme (L210p Venray)
|
ademen [N 10a (1961)], [SGV (1914)]
III-1-1
|
17682 |
ader |
ader:
aor (L210p Venray),
oar (L210p Venray),
oare (L210p Venray)
|
ader [N 10a (1961)], [SGV (1914)] || aderen [SGV (1914)]
III-1-1
|
28504 |
afbijten van koninginnecellen |
afbijten:
afbītǝ (L210p Venray)
|
Het verwijderen van overtollige koninginnecellen door het bijenvolk of de koningin zelf. [N 63, 65]
II-6
|
26736 |
afbonken van de hei |
de vilt afbonken:
de vilt afbonken (L210p Venray)
|
Het verwijderen van de hei of de bovengrond in het veen in plaggen afsteken. Voordat men overgaat tot het maaien van de heide, moet men eerst ook het aanwezige gemul of de modder verwijderen. [I, 28]
II-4
|