e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q259p plaats=Lontzen

Overzicht

Gevonden: 795

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boom (alg.) boom: bo:m (Lontzen) boom [RND] III-4-3
boon, algemeen boon: bou̯n (Lontzen), bǫn (Lontzen) Phaseolus L. Zoals bij de erwt gaat ook hier het lemma met de algemene benaming vooraf aan de namen van specifieke soorten. Enkelvouden en meervouden zijn apart gehouden. [JG 1a, 1b, 1c; L 1, a-m; L 1u, 21; L 8, 84; L 22, 3a; S 4; Wi 14; monogr.; add. uit N P, 23] I-5
boot(je) boot(je): bötje (Lontzen) een bootje (om te roeien) [ZND 24 (1937)] III-3-1
bord telder: teͅi̯ldər (Lontzen) bord (bij het eten gebruikt) [ZND 16 (1934)] III-2-1
borg blijven borg blijven: börg blieve vöer énge (Lontzen) Borg blijven voor iemand. [ZND 22 (1936)] III-3-1
bos bos: bø̄.š (Lontzen), bø̜š (Lontzen) Een met opgaande bomen beplante uitgestrektheid grond hetzij in natuurstaat of aangelegd. [N 27, 4a; RND 82; L 1a-m; L 22, 7; Vld.; monogr.] I-8
bot bot: boͅt (Lontzen) bot (niet scherp) [ZND 32 (1939)] III-2-1
boter botter: botǝr (Lontzen) Het bovengedreven vet op de melk. Dit is het eindprodukt van het karnen. [N 12, 51, 52, 55, 58 en 61; JG 1a, 1b; L 1a-m; L 1u, 114; L 20, 26b; L 22, 8; L 27, 67 en 69; S 4 en 17; A 4, 26a en 26b; A 7, 19, 21, 22 en 23; A 9, 15b; A 16, 8a; A 28, 7; N 5A (I] I-11
boterham boterham: verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9  boterram (Lontzen) boterham [ZND 32 (1939)] III-2-3
bouwland land: lant (Lontzen), lā.nt (Lontzen), veld: vē̜.lt (Lontzen), vɛ̄.lt (Lontzen) Voor de akkerbouw gebruikt land, het geheel van akkers. [N 6, 33a; N 27, 3a; N 5AøIIŋ, 95a, 95b en 95c; N 11, 1a; L 31, 18; L 19, 1a; L 37, 11b; L a1, 113; L 4, 38; JG 1a, 1b; A 3, 38; A 10, 4; A 20, 1b; Wi 7; S 49; RND 4, 7, 8 en 10, r.37; Vld.; monogr.] I-8