e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q161p plaats=Piringen

Overzicht

Gevonden: 1033
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wit stervormig vlekje op het voorhoofd ster: stār (Piringen) Witte plek op het voorhoofd van donkerharige paarden, niet groot maar van verschillende vorm als rond, ovaal e.d. Een ster is iets groter dan een kol. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b; N 8, 27a; S 27] I-9
wit van het ei wit: wit (Piringen) [JG 1b, 1c; monogr.] I-12
witte kool witte kabuis: wit kəbōͅ.əs (Piringen), witə kəbōͅ.əs (Piringen) [Goossens 1b (1960)] I-7
witte kwikstaart kwikstaartje: kwikstetje (Piringen, ... ) kwikstaart [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)] III-4-1
wolfsgebit, gebroken gebit stang: staŋ (Piringen) Dit bit, gebruikt om moeilijke paarden te beteugelen, heeft een stang die in het midden scharniert. Het wordt vooral gebruikt bij rijpaarden. Op verscheidene plaatsen heeft dit soort bit kennelijk geen aparte naam. Dit wordt uitdrukkelijk gemeld voor: Q 80, 152, 162, 182. Er bestaan ook wolfsgebitten met een beugel in het midden om moeilijke paarden te beteugelen. De namen voor de twee types worden niet strikt uit elkaar gehaald. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 43] I-10
woord woord: wuət (Piringen) woord [RND] III-3-1
wortel wortel: wǫtǝl (Piringen) Het deel van de plant dat onder de grond blijft. Het is in de materiaalverzamelingen overal duidelijk gemaakt dat het niet om groente gaat. Vergelijk daartoe de lemma''s ''winterwortel'' en ''tuinworteltje'' in de aflevering over de moestuin. [JG 1a, 1b; L 8, 100a; L 15, 28; S 45; monogr.] I-4
worteltje hofpoten: huoͅgpoͅu̯tə (Piringen) Fijne variëteit tuinwortelen [Goossens 1b (1960)] I-7
wreef wreef: wrijf (Piringen) de wreef (het gedeelte waar het voorste van het been in de voet overgaat) [ZND 29 (1938)] III-1-1
wroeten wroelen: vrylǝ (Piringen) Met de snuit in de grond wroeten, gezegd van het varken. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b, 2c; L monogr.; Wi 56; S 45; monogr.] I-12