e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q204a plaats=Mechelen

Overzicht

Gevonden: 4069

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
alpinomuts kapje: kèpke (Mechelen) alpino(muts) [patsj] [N 25 (1964)] III-1-3
andere eggen naald[eg]: nø̜lt˱[eg] (Mechelen), pin[eg]: pen[eg] (Mechelen  [(driehoekig)]  ) Dit lemma bestaat grotendeels uit egbenamingen die - vrijwel zonder nadere toelichting - werden opgegeven in antwoord op woordvragen (pineg, spijkereg, beiteleg, worteleg, wenteleg en slede-eg). Voor ''eg'' en ''eg'' zie het lemma ''eg''. [N 11, 72a + c + d + g + i + j; N 11A, 168 + 169a + c + e + f + i + j; div.; monogr.] I-2
andere oude klaversoorten britsklee: britsklīǝr (Mechelen), luzerneklee: lēzǝr[klee] (Mechelen) In dit lemma staan de niet in de andere lemmaɛs met behandelde klaversoorten bijeen. Vergelijk de behandeling van het materiaal voor vraag N 14, 82, "oude grassoorten" in aflevering I.3. Enkele soorten kunnen worden geïdentificerd; hopklaver is de Medicago lupulina L.; rolklaver (en rolklee) is de Lotus corniculatus L.; bastaardklee is de Trifolium hybridum L.; honingklee is de Melilotus Miller; luzerne of luzerneklee is de Medicago sativa L. Bij ɛstoppelkleeɛ (L 330): "tegelijk met het graan gezaaide klaver die na het maaien van het graan tussen de stoppels opschiet". Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; monogr.; add. uit A 60A, 14] I-5
andreaskruis klossen: klǫsǝ (Mechelen) Kruis van regellatten van 5 x 7 cm die dwars op de richting van de balken tussen de balken van een balklaag worden aangebracht en van de bovenkant van de ene balk tot de onderkant van de andere lopen. Het andreaskruis voorkomt het doorbuigen en het zijdelings kromtrekken van de ribben. Het aanbrengen van een andreaskruis werd in Q 121c 'de balken schoren' ('dǝ balǝkǝ šōrǝ') genoemd. [N 54, 142a] II-9
angst angst: angs (Mechelen) angst [SGV (1914)] III-1-4
anjer, anjelier (dianthus caryophyllus l.) anjer: -  anjer (Mechelen) tuinanjer III-2-1
anker anker: anker (Mechelen), balkanker: balǝk˱aŋkǝr (Mechelen), sieranker: sēraŋkǝr (Mechelen), strijkanker: štrīk˱aŋkǝr (Mechelen) anker [SGV (1914)] || Stuk ijzer dat wordt gebruikt om muren, vloeren, gordingen etc. met elkaar te verbinden. Het is gewoonlijk samengesteld uit een schieter en een veer. De schieter vormt het metalen onderdeel aan de buitenzijde van de muur en bestaat uit een metalen staaf die in het midden een nok heeft. De veer brengt de verbinding tussen schieter en muur of vloer tot stand. Schieter en veer kunnen met behulp van één of meer spieën aan elkaar worden bevestigd. Zie ook afb. 72. De woordtypen 'strijkanker', 'trekanker' en 'strekanker' worden specifiek gebruikt voor een anker waarvan de veer in de dwarsrichting over twee of drie balken ligt. Het dient om muren te verankeren die evenwijdig lopen met de balklaag. [N 31, 38; N 4A, 51b; N 54, 123b; N 54, 124a; N 54, 126; monogr.] II-9, III-3-1
appelbol appelbol: appelbol (Mechelen), appelflap: appelflap (Mechelen), krollemol: krollemol (Mechelen), Syst. WBD  krollemol (Mechelen) Appelbol (krollebol, kokkerebol, kollemol, zomerbroodje, appelbol, appelbroodje, ballebuuze?) [N 16 (1962)] III-2-3
appelboom appelboompje: Vraag: "appelboomjes", diminutief gelaten; enkelvoud opgenomen  eppelbumke (Mechelen) [DC 03 (1934)] I-7
appelmoes appelcompte: appelcompot (Mechelen, ... ), appelkompot (Mechelen), appelmoes: appel moos (Mechelen), appelmoos (Mechelen), compte: Syst. WBD  kompòt (Mechelen) Appelmoes (appelpommee?) [N 16 (1962)] || appelmoes [trot, trut] [N 38 (1971)] III-2-3