e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L288p plaats=Nederweert

Overzicht

Gevonden: 3221
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
avegaar ever: ē̜vǝr (Nederweert) Grote handboor met schroef- of lepelvormig uitlopend boorijzer dat met een dwarsstang wordt rondgedraaid en dient om zeer diepe en/of wijde gaten te boren. Zie ook afb. 79 en 80. De avegaar wordt door verschillende houtbewerkers gebruikt. De wagenmaker boort er onder meer de naven van karwielen mee uit, terwijl de klompenmaker de avegaar gebruikt om er aan de binnenkant van klompen hout mee weg te halen. Dit lemma bevat alleen algemene benamingen voor de avegaar (onder A), de schroefavegaar (onder B) en de lepelavegaar (onder C). Specifieke uitvoeringen van de avegaar zoals die bijvoorbeeld door de kuiper, de klompenmaker en de wagenmaker worden gebruikt, worden behandeld in de paragrafen over de terminologie van deze beroepen. Vgl. voor het woordtype never, dat werd opgegeven door respondenten uit Swalmen, Geulle en Valkenburg (L 331, Q 18, Q 101) ook het Limburgs Idioticon, pag. 176, s.v. never, ø̄Kruisboor. Geh. Kempenlandø̄ en voor het woordtype borendrouw uit Eupen (Q 284) RhWb (I), kol. 1437, s.v. Drau, ø̄das Gestell am Handbohrer, das den eingesetzten Bohrer dreht, Bohrwinde Drehbügelø̄. Met de lepelavegaar werken werd in Hasselt (Q 2) uitbuikeren (ø̜̄ǝt˱bø̜̄.kǝrǝ) genoemd. [N G, 32a; N 53, 167a-c; L 32, 35; A 32, 8; monogr.] II-12
avondmaal avondbrood: aovendjbroeët (Nederweert), aovendtjbrōēd (Nederweert), aoventjbrôôt (Nederweert), ook gekookt  ao.ventjbrôêt (Nederweert), Tot ca. 1940 bestond dit uit aardappelen met uiensaus en vlees (op onthoudingsdagen soms ei of vis) en karnemelk (boeëterméllek) ofwel spekpannenkoek  aovuntjbroeët (Nederweert), avondeten: ao.ventjéé.te (Nederweert), aovendj ète (Nederweert), aovendtjaete (Nederweert), aoventjaeten (Nederweert), aoventjèèten (Nederweert), aoventjééte (Nederweert) avondmaal || de laatste maaltijd van de dag (verschil tussen zomer en winter [N 06 (1960)] III-2-3
azijn azijn: azien (Nederweert), ezien (Nederweert), edik: aek (Nederweert, ... ), eêk (Nederweert, ... ) azijn III-2-3
baantje glijden op het ijs sleuren: sleu:re (Nederweert, ... ), sleure (Nederweert), sleuren (Nederweert), sleu‧re (Nederweert), Sub sluuëre.  sleûre (Nederweert) Baantje glijden [siddere, slibbere, sleure, kejje]. [N 07 (1961)] || glijden [SGV (1914)] || Glijden (op ijs). III-3-2
babbelaar bakkesvol: bak’kesvôl (Nederweert), karamel: Fr. caramel  kermel (Nederweert) caramel || zwart witte caramels waarmee men meteen de mond vol heeft III-2-3
baby, zuigeling plat kindje: plat kintje (Nederweert) kindje dat in de wieg ligt of nog niet kan lopen III-2-2
baggersnijder schrijfgeerde: sxrīfgē̜rt (Nederweert) Werktuig waarmee het baggerslijk gesneden wordt. In L 288a kent men een stok van drie meter lengte met vooraan een ijzeren pin en in L 265 heeft men een stok met een mes eraan. Ook een spade wordt soms gebruikt om te snijden. [I, 107c; monogr.] II-4
bak bak: bak (Nederweert) Het gedeelte van de kar, wagen of kruiwagen waarin de lading vervoerd wordt. De bak bestaat uit zijwand, voorwand, achterwand en bodem (zie die lemmata). Er kunnen zo nodig verhoogsels op gezet worden. Het woordtype brak betekende oorspronkelijk "zijwand" en werd als zodanig dikwijls in het meervoud gebruikt. De betekenis van de enkelvoudsvorm ontwikkelde zich metonymisch naar "bak in zijn geheel". De betekenis "draagbalk van de bak" (zie het lemma draagbalken), verwant met "zijwand", komt nog vaak voor, vooral in Nederlands Limburg. De woordtypen slagbak, kipbak, slagkarbak, aardkarbak en clitchètbak duiden een bak aan die kan kippen. [N 17, 22; N 18, 99; N G,, 57; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2b; monogr] I-13
bak om boter in te kneden botterteil: [botter]tęi̯l (Nederweert), nap: nap (Nederweert) Kneedbak die schuin werd geplaatst om de melk uit de geknede boter te laten vloeien. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [N 12, 51, 59 en 61; JG 1a, 1b; A 7, 22; Ge 22, 15, 72 en 73; L 27, 67 en 68; monogr.; N 5A (I] I-11
baker kraamnabuur: 4 à 5 huizen Verplichtingen en rechten bij huwelijk, doop, ziekte , dood, dringend seizoenswerk en verhuizing  kraomnaober (Nederweert) naaste buurtschap III-2-2