e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q032a plaats=Puth

Overzicht

Gevonden: 3120
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bandschort met borststuk helpenscholk: helpescholk (Puth) schort met borststuk en schouderbanden [schortel, scholk, sjutsel] [N 24 (1964)] III-1-3
bangerik bange zeikerd: enne bange zeikert (Puth), bangerik: bangerik (Puth), floepjas: ps. invuller twijfelt over het antwoord!  floepjas (Puth), schijterd: sjietert (Puth), schijthuis: sjiethoes (Puth), Zo wordt het ook wel genoemd.  sjie.thoe:s (Puth), wezel: wezel (Puth) bangerik [schiethoes] [N 07 (1961)] III-1-4
bankbiljet briefje: breefke (Puth) bankbiljet, banknoot, een ~ [briefke?] [N 21 (1963)] III-3-1
baret franse muts: Franse mötsj (Puth), pats: patsj (Puth) baret [flat, floets] [N 25 (1964)] III-1-3
barrevoets barvoets: bèrves (Puth) barrevoets [SGV (1914)] III-1-3
bascule bascule: baskuul (Puth) Weeginstrument met vaste vloer (bascule). [N 18 (1962)] III-3-1
bebroed bevrucht ei aangebroed (bijvgl. nmw.): āngǝbrøi̯t (Puth) [N 19, 54c] I-12
bebroed onbevrucht ei verbroed ei: vǝrbrøi̯t ęi̯ (Puth) [N 19, 54b] I-12
bed bed: be̝ͅt (Puth) bed [RND] III-2-1
beddenwarmer beddenkruik: bèddekrōēk (Puth) kruik, metalen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1