17742 |
proeven |
proeven:
preuvə (Q018a Moorveld (Waalsen))
|
proeven; Hoe noemt U: Een kleine hoeveelheid voedsel of drank in de mond nemen om te onderzoeken hoe het smaakt (keuren, proeven) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20506 |
proosten |
klinken:
klinkə (Q018a Moorveld (Waalsen))
|
proosten; Hoe noemt U: De glazen tegen elkaar aanstoten als teken dat men elkaar veel goeds toewenst (knutsen, klinken, proosten) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20568 |
pruimen |
pruimen:
proemə (Q018a Moorveld (Waalsen)),
sjieken:
sjikkə (Q018a Moorveld (Waalsen))
|
pruimen; Hoe noemt U: Tabak kauwen (pruimen, sikken, sjikken) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20578 |
pruttelen |
lurken:
lurkə (Q018a Moorveld (Waalsen))
|
Hoe noemt U: Snurkende geluiden maken, gezegd van een pijp (smierken, lurken) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20515 |
ranzig |
ranzig:
ranzig (Q018a Moorveld (Waalsen))
|
ranzig; Hoe noemt U: Sterk smakend, onaangenaam ruikend gezegd van spek (ranzig, garstig) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19839 |
raspen |
raspen:
raspə (Q018a Moorveld (Waalsen), ...
Q018a Moorveld (Waalsen))
|
raspen; Hoe noemt U: Met een rasp fijn maken (raspelen, raspen, rieven) [N 80 (1980)]
III-2-1, III-2-3
|
20559 |
rest in het glas |
klatsje:
kletske beer (Q018a Moorveld (Waalsen))
|
restje; Hoe noemt U: Kleine hoeveelheid bier onder in een glas (kletske) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
25088 |
roest |
roest:
ros (Q018a Moorveld (Waalsen))
|
roest, rood- of bruingele bedekking die aan de oppervlakte van ijzer en staal ontstaat door verbinding met zuurstof, vooral in een vochtige omgeving [roester] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
20516 |
rookvlees |
rookvlees:
ruikvleisj (Q018a Moorveld (Waalsen))
|
rookvlees; Hoe noemt U: Een stuk gerookt vlees (krep, rookvlees) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20537 |
roosteren |
roosteren:
ruéstərə (Q018a Moorveld (Waalsen))
|
roosteren; Hoe noemt U: Op een rooster braden (roosteren, horsen, hersen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|