e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L288b plaats=Laar

Overzicht

Gevonden: 1460
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wilde eend eend: aentj (Laar, ... ) eend || eend, wilde — III-4-1
wilde gans gans: gaos (Laar) gans III-4-1
wilg (alg.) wijdenboom: wi-jjeboûm (Laar) wilg III-4-3
wilgenkatje katje: kétje (Laar) katje, vruchtbeginsel ve wilgetak III-4-3
willen willen: wille (Laar, ... ) willen || willen (geen context) [DC 38 (1964)] III-1-4
wind (alg.) wind: WB. (meervoud: weendje; verkleinwoord: wintje).  weentj (Laar) wind III-4-4
windborden stormplanken: stǫrǝmplāŋkǝ (Laar) De planken die tussen voorzoom en roedebalk worden geplaatst om de windvang te vergroten. [N O, 4a; A 42A, 67; Sche 35] II-3
winderig weer trekachtig (weer): trekechtig (Laar) koud, nat en winderig III-4-4
windluiken, waterdeuren waterdeuren: wātǝrdø̄rǝ (Laar) De luiken in de kap van de molen aan weerszijden van de askop. De luiken kunnen worden verwijderd waardoor de mogelijkheid ontstaat askop en roeden te bereiken voor inspectie en onderhoud. Zie ook afb. 28. [N O, 31a; A 42A, 60] II-3
windpeluw windpulf: wentpølǝf (Laar) De zware balk in het stormeinde waar de halssteen of het metalen lager voor de molenas op bevestigd is. Zie ook afb. 17. [N O, 28c; N O, 28i; A 42A, 5; monogr.] II-3