e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L244a plaats=Veulen

Overzicht

Gevonden: 970
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
buffetkast pronkkast: proonkkâst (Veulen) een van veel glas voorziene kast, waarin dure en kostbare spullen liggen te pronken III-2-1
busbrood busbrood: busbroeëd (Veulen), potweg: potweg (Veulen) brood dat in een blik is gebakken || brood wat in een pot of een ketel gebakken werd III-2-3
cacao cacao: kekaow (Veulen, ... ) cacao || chocoladepoeder III-2-3
canapé, sofa canapè: kánnepeej (Veulen) canapé III-2-1
castreren snijden: snēi̯ǝ (Veulen) Het varken onvruchtbaar maken. Mannelijke varkens castreert men door ze de teelballen weg te nemen. [N 76, 44; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
cementmortel metselspijs: mɛtsǝl[spijs] (Veulen) Mortel, bestaande uit cement en zand. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(mortel)', '-(spijs)', etc. het lemma 'Mortel'. [N 30, 37e; monogr.] II-9
centrale verwarming verwarming: verwaerming (Veulen) verwarming III-2-1
cervelaatworst knippelworst: knippelwaorst (Veulen), knuppelworst: knuppelwaorst (Veulen) droogworst, hangend aan een knuppel aan de vliering/zoldering || harde droogworst III-2-3
chagrijn chagrijn: sáchrien (Veulen) chagrijn, verdrietige ontevredenheid III-1-4
champignon champignon: sjámpejòn (Veulen) champignon III-2-3