24473 |
blauwe bosbes |
moelbeer:
-
moelbè:r (L192a Siebengewald, ...
L192a Siebengewald)
|
blauwe bosbes [DC 13 (1945)]
III-4-3
|
24390 |
blauwe vleesvlieg, bromvlieg |
bromvlieg:
bromvlieg (L192a Siebengewald)
|
bromvlieg (legt eieren in geslacht vlees) [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
17691 |
blazen |
blazen:
bloaze (L192a Siebengewald)
|
blazen [DC 37 (1964)]
III-1-1
|
24969 |
blijven wachten |
blijven:
blieve (L192a Siebengewald)
|
blijven [DC 37 (1964)]
III-4-4
|
24523 |
bloeien |
bloeien:
blø̄i̯ǝ (L192a Siebengewald)
|
De algemene uitdrukking voor het in bloei staan of bloesem dragen van planten en gewassen. In het materiaal-JG is uitdrukkelijk opgegeven dat het om het bloeien van koren gaat. In dit lemma worden de werkwoorden bijeengezet; in het volgende lemma komen de zelfstandige naamwoorden aan bod. [JG 1a, 1b; L A2, 373; L 32, 77, R 1, 37; monogr.]
I-4
|
24471 |
bloem (alg.) |
bloem:
blu.mə (L192a Siebengewald)
|
bloemen [RND]
III-4-3
|
31257 |
blok voor aambeeld of klein gereedschap |
aanbeeldsklos:
ambēltsklǫs (L192a Siebengewald)
|
Het houten blok waarop aambeeld, speerhaken, staken etc. geplaatst worden. Het bestaat doorgaans uit het onderste, dikke gedeelte van de stam van een taaie boomsoort. Zie ook afb. 16. Bij de koperslager uit L 210 vormde het blok de basis voor de ezel, een aambeeldachtig hulpgereedschap dat bestond uit een soort stang waaraan aan één uiteinde een bolle of platte verhoging was aangebracht. In de bovenzijde van het blok waren gaten met verschillende diameters aangebracht die werden gebruikt wanneer in een metalen plaat een bol vlak moest worden geklopt. Vgl. ook de toelichtingen bij de lemmata "ezel" en "matrijs, holblok". Zie voor het woordtype knoer ook RhWb (IV) kol. 1069, s.v. ɛKnurzɛ: "knorriges Stück Holz, Baum-, Aststumpf, Wurzel, schwer spaltbar". De tussen haakjes geplaatste vormen zijn fonetisch gedocumenteerd in het lemma "aambeeld".' [N 33, 41; N 64, 32g; N 66, 13g; N 64, 32d; N 66, 13d; N 66, 5b; monogr.]
II-11
|
32945 |
blok, klos om het touw aan te spannen |
katrol:
katrǫl (L192a Siebengewald)
|
Het hulpmiddel dat dient om het touw waarmee de lading gebonden is nog strakker aan de spannen. Het gaat hier om een los stuk gereedschap, een klos, een katrol of een willekeurig ander stuk hout waaromheen of waardoorheen het touw wordt gehaald en aangetrokken. Voor dit doel kan ook de vregelstok worden gebruikt waaromheen het touw als met een knevel wordt aangedraaid. [N 18, 140; A 34, 10; add. uit N 17, 40; A 34, 9 en 12d; monogr.]
I-3
|
19773 |
boenen |
boenen:
bunə (L192a Siebengewald)
|
meubels en vloerzeil met behulp van was en een doek glimmend maken [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
19774 |
boenwas |
boenwas:
bunwas (L192a Siebengewald)
|
de was waarmee meubels en vloerzeil glimmend gemaakt worden [DC 15 (1947)]
III-2-1
|