e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q071p plaats=Diepenbeek

Overzicht

Gevonden: 5709
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
agrimonie bosklis: -  bosɛkleəsə (Diepenbeek) gewone agrimonie [DC 60a (1985)] III-4-3
akelei belletjes: béləkəs (Diepenbeek), ook: bef6md6metsk6s*  ɛbeləkəs (Diepenbeek), beschaamde meisjes: beschaamde meisjes  bəsjómdə mètskəs (Diepenbeek), ook: bel6k6s*  bəɛsomdəɛmetskəs (Diepenbeek) akelei [DC 60a (1985)] || Akelei (aquilegia vulgaris 30 tot 80 cm hoog. De stengels groeien rechtop en zijn bovenaan vertakt; de bladeren zijn meestal 3-tallig met brede, diep gekartelde blaadjes; de bloemen zijn groot en hangend, de kroonbladeren zijn trechtervormig, met aan de [N 92 (1982)] III-4-3
akker akker: akǝr (Diepenbeek), land: lā.nt (Diepenbeek), perceel: pǝrsil (Diepenbeek) Met het begrip ɛakkerɛ wordt in dit lemma bedoeld een bepaald begrensd stuk akkerland of bouwland. Veel respondenten uit Belgisch Limburg beschouwen perceel als een notariswoord. De woordtypen tarweland, haverland, bietenland, korenveld en koren duiden op een stuk land waarop een bepaald gewas wordt verbouwd.' [N 27, 2a; N 11, 1b; A 11, 4; A 3, 40; JG 1a, 1b, 1d; L 37, 11b; L 19b, 1a; Vld.; monogr.] I-8
akkerboterbloem boterbloem: Opgegeven voor de kruipende boterbloem (Ranunculus repens L.)  ɛbotərblom (Diepenbeek), kraaienpoot: ook: kre6tin6. Opgegeven voor de scherpe boterbloem (Ranunculus acris L.)  ɛkreəɛputə (Diepenbeek), kraaienteen: ook: kre6put6. Opgegeven voor de scherpe boterbloem (Ranunculus acris L.)  ɛkreəɛtinə (Diepenbeek) boterbloem [DC 60a (1985)], [DC 60a (1985)] III-4-3
akkerdistel, distel dissel: disəl (Diepenbeek), [di.s6l]  diesel (Diepenbeek), distel: dĭestel (Diepenbeek), honddissel: -  ɛhonɛdisəl (Diepenbeek) akkerdistel [DC 60a (1985)] || distel [ZND 01 (1922)] || distel (Carduus) [DC 69 (1994)] III-4-3
akkergrens, grensvoor gereente: gǝręi̯ntǝn (Diepenbeek), reen: rēǝ.n (Diepenbeek), reenvoor: rēǝ.n[voor] (Diepenbeek) De grens tussen twee afzonderlijke akkers in de vorm van een diepe voor die met de ploeg getrokken wordt. Zie voor de fonetische documentatie van de woorddelen øvoorŋ resp. øvoordŋ het lemma ɛploegvoorɛ (wld I.1, blz. 105-106).' [N 11, 56; N 11A, 120; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; L B2, 268; L 24, 27; L 41, 24; monogr.] I-8
akkersleep, weidesleep erwtrijzer: ɛ̄.trē̜.zǝr (Diepenbeek), rijzer: rē̜.zǝr (Diepenbeek), sleper: slē.pǝr (Diepenbeek) Het toestel of werktuig waarmee men de akker en/of de weide sleept. Behalve de sleeptypen die door de afb. 89 t/m 95 worden voorgesteld, werd ook de omgekeerde eg als sleep gebruikt. Zo nodig verzwaarde men die met graszoden, een zak aarde of iets dergelijks. Vaak werd de sleepeg voorzien van berkenrijs, doorn- of braamtakken of prikkeldraad. Men kon deze tussen de egbalken door vlechten, onder de eg vastbinden of achter aan de eg bevestigen. Zulk een sleep gebruikte men vooral om pas gezaaid spurrie-, klaver-en graszaad slepend in de grond te brengen. Soms werd er ook een tarwe- of een aardappelveld mee bewerkt. De omgekeerde eg kon - al dan niet voorzien van rijshout e.d. - ook als weidesleep dienen, voor het slechten van molshopen, het fijner uitsmeren van verspreide mest en ter bestrijding van mosvorming. Men sleepte de akker of de weide soms ook wel met een grote bos berken- of andere takken, die men van voren bijeenbond of - gespreid - tussen twee balken klemde. Voor het ''sleep''-gedeelte van varianten verderop in het lemma zie men het simplex sleep aan het begin. In het lemma ''eg'' vindt men de waarde van het woord(deel ''eg'' resp. ''eg'' verklaard. [JG 1a+ 1b+ 1c+ 1d; N 11, 85; N 11A, 179 + 181b + c; N 14, 81; N 18, 22; N 27, 1a add.; N J, 10; N P, 17 + 18; N Q, 17; A 13, 16b; A 40, 10a + b; div.; monogr.] I-2
akkerwinde klein pisbloemetje: -  klein pisblvmkəs (Diepenbeek), klein pispotje: kléjn pīĕspətsjəs (Diepenbeek), kleine pisbloempjes: klɛi̯n pisblømkǝs (Diepenbeek) akkerwinde [DC 60a (1985)] || Akkerwinde (convolvulus arvensis 20 tot 120 cm hoge plant. De stengels groeien liggend of windend; de bladeren hebben een pijlvormige voet; de bloemen groeien afzonderlijk of 2 aan 2, de kleur is wit of roze met strepen; 2 kleine lijnvormige schutblader [N 92 (1982)] || Convolvulus arvensis L. Zeer algemeen voorkomend over de grond kruipend onkruid op bouwlanden en wegbermen met een tot 1 meter lange stengel en hart- tot pijlvormige blaadjes. De klokvormige bloempjes zijn lichtroze of wit met roze strepen. De plant bloeit van juni tot september en is meer bekend onder de naam pispotjes. Bij de naamgeving wordt vaak geen onderscheid gemaakt of vindt verwisseling plaats met de grotere, klimmende haagwinde (lemma Haagwinde). In dit lemma zijn uitsluitend die benamingen verwerkt die specifiek de akkerwinde benoemen. Zie Brok 1991. [A 17, 6b; A 60A, 93; L 17, 6; S 11; monogr.] I-5, III-4-3
akte akte: aktes (Diepenbeek) Een oefening/akte/akt van geloof, hoop, liefde, berouw [üboeng]. [N 96B (1989)] III-3-3
allerheiligen allerheiligen: allerheilgen (Diepenbeek), allerheiligen (Diepenbeek, ... ), allərhäləgən (Diepenbeek), aləräləgən (Diepenbeek) 1 november Allerheiligen [allerhillieje]. [N 96C (1989)] || Allerheiligen. [ZND 19A (1936)] III-3-3