e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P186p plaats=Gelinden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
weduwnaar weeuwenaar: cf. WNT s.v. "weduwnaar - weduwenaar, weduwaar (-er), wedenaar, weeuw(en)aar, wevenaar (-eer), weenaar  weewenier (Gelinden) weduwnaar [ZND 08 (1925)] III-2-2
weefsel, stof stof: ’t stōͅf (Gelinden) de stof (het goed) [ZND 07 (1924)] III-1-3
weer genezen terug op zijn stokken: trux op z`n stɛkə (Gelinden) hij is weer op zijn effen (weer genezen) [ZND 34 (1940)] III-1-2
weersgesteldheid weer: wier (Gelinden) (vuil, slecht) weer [ZND 08 (1925)] III-4-4
wei wei: wēi̯ (Gelinden), wēi̯ǝ (Gelinden), węi̯ (Gelinden) Dunne, zoete vloeistof die, na de afscheiding van de kaasstof, van de melk overblijft. [L 27, 30 en 31; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 7, 15, 27 en 28; L 2, 7; A 9, 15a en 15b; S 15; Ge 22, 65 en 128; monogr.] || In het algemeen een stuk weiland of grasweide waar het vee graast. Bedoeld is een niet-omheinde weide. [N 14, 50a; N 14, 50b; N 5AøIIŋ, 76d; N 5AøIIŋ, 76e; N M 4a; L 19B, 2a!; L A2, 430; L 4, 40; L 32, 45; JG 1b, 1d, 2c; A 10, 3; A 3, 40; RND 20; Wi 4; R; S 43; Vld.; N 14, 129 add.; monogr.] I-11, I-8
welig, gelp mals: mals (Gelinden) Opgaven voor de uitdrukking "de tarwe groeit welig, staat gelp". Derf betekent eigenlijk "ongaar, onrijp". [L 35, 61; monogr.] I-4
welkom welkom: hē es hije ḁltēt wiləkom (Gelinden) Hier is hij altijd welkom. [ZND 08 (1925)] III-3-1
wenkbrauw wenkbrauw: wɛiŋkbrowə (Gelinden) dikke wenkbrauwen (haarbogen op het voorhoofd) [ZND 34 (1940)] III-1-1
werkdaagse hoed `s werkendaagse hoed: mene sweͅrkendoxsen (Gelinden) mijn werkdaagse hoed [ZND 08 (1925)] III-1-3
werkdag werkendag: mene sweͅrkendoxsen (Gelinden) mijn werkdaagse hoed [ZND 08 (1925)] III-3-1