e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L164p plaats=Gennep

Overzicht

Gevonden: 4879
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
avegaar kuipersboor: kypǝrs˱bǭr (Gennep) Grote handboor met schroef- of lepelvormig uitlopend boorijzer dat met een dwarsstang wordt rondgedraaid en dient om zeer diepe en/of wijde gaten te boren. Zie ook afb. 79 en 80. De avegaar wordt door verschillende houtbewerkers gebruikt. De wagenmaker boort er onder meer de naven van karwielen mee uit, terwijl de klompenmaker de avegaar gebruikt om er aan de binnenkant van klompen hout mee weg te halen. Dit lemma bevat alleen algemene benamingen voor de avegaar (onder A), de schroefavegaar (onder B) en de lepelavegaar (onder C). Specifieke uitvoeringen van de avegaar zoals die bijvoorbeeld door de kuiper, de klompenmaker en de wagenmaker worden gebruikt, worden behandeld in de paragrafen over de terminologie van deze beroepen. Vgl. voor het woordtype never, dat werd opgegeven door respondenten uit Swalmen, Geulle en Valkenburg (L 331, Q 18, Q 101) ook het Limburgs Idioticon, pag. 176, s.v. never, ø̄Kruisboor. Geh. Kempenlandø̄ en voor het woordtype borendrouw uit Eupen (Q 284) RhWb (I), kol. 1437, s.v. Drau, ø̄das Gestell am Handbohrer, das den eingesetzten Bohrer dreht, Bohrwinde Drehbügelø̄. Met de lepelavegaar werken werd in Hasselt (Q 2) uitbuikeren (ø̜̄ǝt˱bø̜̄.kǝrǝ) genoemd. [N G, 32a; N 53, 167a-c; L 32, 35; A 32, 8; monogr.] II-12
averechts, achterstevoren verkeerd: vorkeerd (Gennep) niet de goede zijde tonend [averechts, verhard, verkeerd, keeraats] [N 91 (1982)] III-4-4
avondmaal avondeten: aoventééte (Gennep), bij boerenbevolking  aovendēten (Gennep), boeren; bij burgers 4 uur en 20 uur of 18 uur - 18 uur 30  aovendeten (Gennep), avondkost: aoventkòòst (Gennep), avondseten: aomesééte (Gennep), koffiedrinken, het -: avondmaal  kòffie dreenkə (Gennep) de laatste maaltijd van de dag (verschil tussen zomer en winter [N 06 (1960)] || maaltijden; Hoe noemt U: Namen voor de verschillende maaltijden, afhankelijk van de tijd van de dag, eventueel van het jaar [N 80 (1980)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 20 uur [ZND 18G (1935)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: avond [ZND 18G (1935)] III-2-3
azijn azijn: azin (Gennep), edik: eek (Gennep), ēͅk (Gennep), èèk (Gennep), éék (Gennep) azijn [DC 35 (1963)] || azijn; Hoe noemt U: De zure vloeistof bestaande uit azijnzuur en water, die o.a. gebruikt wordt bij het bereiden en conserveren van spijzen (azijn, arzijn, eek) [N 80 (1980)] III-2-3
baalschort baalschort: baolschort (Gennep), baalslip: baolslip (Gennep) werkschort van jute III-1-3
baantje glijden op het ijs slibberen: slibbere (Gennep), slibberə (Gennep), langs een paal of een plank: dit noemt men zeile  slibbere (Gennep), t Had ge-ie.zeld, wïj slibberde nor huus.  slibbere (Gennep) Baantje glijden [siddere, slibbere, sleure, kejje]. [N 07 (1961)] || glijden [SGV (1914)] || Glijden: zich langs en oppervlak gemakkelijk, met zeer weinig wrijving voortbewegen (glijden, slibberen, glissen, schuiven, slifferen, slipperen, schampen). [N 84 (1981)] || Slibberen, glijden. III-3-2
baard baard: board (Gennep) baard [DC 01 (1931)] III-1-1
baarmoeder van de kip legbalk: lęxbalk (Gennep) Het geheel der geslachtsorganen van een kip. [N 19, 57] I-12
baarmoeder van de koe baarmoeder: bārmudǝr (Gennep) [N 3A, 48; A 48A, 47a] I-11
babbelaar hoestbabbeltje: hŏĕst-bàbbeltjə (Gennep), suikerbabbeltje: sŭŭker-bàbbeltjə (Gennep) babbelaar; Hoe noemt U: Een balletje van suiker of stroop (babbelder, babbelaar, brok, babbel(tje), suikerbal, sabbelder, ababol, rababbel, kussentje, spekje, steek, kokinje, babbelut) [N 80 (1980)] III-2-3