e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P186p plaats=Gelinden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
winterkoninkje winterkoninkje: wɛintərkəjəningske (Gelinden) winterkoninkje [ZND 34 (1940)] III-4-1
winterwortelen poten: pǫu̯tǝ (Gelinden) Daucus carota L. subsp. sativus (Hoffm.) Arcang. Bedoeld zijn hier de winterwortelen (of winterpenen) die op de akker worden geteeld, zowel als veevoeder, alsook voor de consumptie door mensen, met name voor de hutspot. De fijne variëteit tuinworteltjes komt in de aflevering over de moestuin aan bod. [N Q, 6c; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 26c; A 49, 2b; L B2, 342; L 8, 100b; L 15, 29; L 20, 26c; Wi 7; S 45; monogr.] I-5
wisselen van de tanden wisselen: wesǝlǝ (Gelinden) Het breken of wisselen van de veulentanden gebeurt op twee en een half- à drie en een halfjarige leeftijd; het veulen verliest de melktanden en krijgt paardetanden, eerst de twee voorste tanden of binnentanden. Als het omstreeks vier jaar is, breken de twee middentanden en op vier en een half- à vijfjarige leeftijd de twee hoektanden. [JG 1a, 1b; N 8, 19] I-9
wit stervormig vlekje op het voorhoofd ster: stɛǝr (Gelinden) Witte plek op het voorhoofd van donkerharige paarden, niet groot maar van verschillende vorm als rond, ovaal e.d. Een ster is iets groter dan een kol. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b; N 8, 27a; S 27] I-9
wit van het ei wit: wet (Gelinden) [JG 1b, 1c; monogr.] I-12
witte kool witte kool: wetə køͅyl (Gelinden) [Goossens 1b (1960)] I-7
witte kwikstaart kwikstaart: kwikstat (Gelinden, ... ) kwikstaart [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)] III-4-1
wittebrood mik: mik (Gelinden) wit brood [ZND 01u (1924)] III-2-3
woensdagx woensdag: wūnəsdōax (Gelinden) woensdag [ZND 10 (1925)] III-4-4
wonen wonen: wunə (Gelinden) wonen [ZND 08 (1925)] III-2-1