e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L269p plaats=Blerick

Overzicht

Gevonden: 5182
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
atelier boerenschuur: boeren-scheūr (Blerick), werkplaats: werkplaats (Blerick) de ruimte, ingericht om er te werken met gereedschappen en/of machines [atelier, werkplaats] [N 89 (1982)] III-3-1
augurk inmaakkomkommer: dit is veel veranderd door de komst van kaskokommers  inmaak komkommers (Blerick) Een soort van kleine komkommer die vaak in azijn wordt ingemaakt; een augurk (canichon, augurk). [N 82 (1981)] I-7
aureool lichtkrans: leechkrans (Blerick) De gouden lichtkrans of -kring boven om het hoofd van een heiligenbeeld [aureool, nimbus?]. [N 96A (1989)] III-3-3
auto auto: auto (Blerick, ... ), wagen: waage (Blerick), wage (Blerick) een bestuurbaar voertuig op 3 of meer wielen, voortbewogen door een zich daarin bevindende motor, meestal gedreven door benzine [auto, wagen, kar, tuffer] [N 90 (1982)] III-3-1
autoped snelloper: snelluiper (Blerick, ... ) Het speeltuig bestaande uit een plankje op twee kleine wielen met een stuurstang waarop men door afzetten met de voet rijdt [autoped, glijer, step, aveseerplankje]. [N 88 (1982)] III-3-2
avegaar holle boor: holle boor (Blerick) Grote handboor met schroef- of lepelvormig uitlopend boorijzer dat met een dwarsstang wordt rondgedraaid en dient om zeer diepe en/of wijde gaten te boren. Zie ook afb. 79 en 80. De avegaar wordt door verschillende houtbewerkers gebruikt. De wagenmaker boort er onder meer de naven van karwielen mee uit, terwijl de klompenmaker de avegaar gebruikt om er aan de binnenkant van klompen hout mee weg te halen. Dit lemma bevat alleen algemene benamingen voor de avegaar (onder A), de schroefavegaar (onder B) en de lepelavegaar (onder C). Specifieke uitvoeringen van de avegaar zoals die bijvoorbeeld door de kuiper, de klompenmaker en de wagenmaker worden gebruikt, worden behandeld in de paragrafen over de terminologie van deze beroepen. Vgl. voor het woordtype never, dat werd opgegeven door respondenten uit Swalmen, Geulle en Valkenburg (L 331, Q 18, Q 101) ook het Limburgs Idioticon, pag. 176, s.v. never, ø̄Kruisboor. Geh. Kempenlandø̄ en voor het woordtype borendrouw uit Eupen (Q 284) RhWb (I), kol. 1437, s.v. Drau, ø̄das Gestell am Handbohrer, das den eingesetzten Bohrer dreht, Bohrwinde Drehbügelø̄. Met de lepelavegaar werken werd in Hasselt (Q 2) uitbuikeren (ø̜̄ǝt˱bø̜̄.kǝrǝ) genoemd. [N G, 32a; N 53, 167a-c; L 32, 35; A 32, 8; monogr.] II-12
averechts, achterstevoren verkeerd-wars: verkierd-waers (Blerick) niet de goede zijde tonend [averechts, verhard, verkeerd, keeraats] [N 91 (1982)] III-4-4
avondmaal avondeten: aovendaete (Blerick), aovendaite (Blerick), aoventaete (Blerick), òòventèten (Blerick), stomme e  aovendaete (Blerick), avondseten: aoves ète (Blerick), boterhammen eten: boterhamme eate (Blerick), eten: aoventète wordt niet gezegd  èten (Blerick) de laatste maaltijd van de dag (verschil tussen zomer en winter [N 06 (1960)] || maaltijden; Hoe noemt U: Namen voor de verschillende maaltijden, afhankelijk van de tijd van de dag, eventueel van het jaar [N 80 (1980)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 20 uur [ZND 18G (1935)] III-2-3
avondspin avondspin: aovundspin (Blerick), gewone spin: idiosyncr.  gewoene spinne (Blerick) spin, gelukbrengende ~ die men bij avond op muren ziet zitten [aovendspin] [N 26 (1964)] III-4-2
azijn edik: aek (Blerick, ... ), aëk (Blerick), eak (Blerick, ... ) azijn [DC 35 (1963)] || azijn; Hoe noemt U: De zure vloeistof bestaande uit azijnzuur en water, die o.a. gebruikt wordt bij het bereiden en conserveren van spijzen (azijn, arzijn, eek) [N 80 (1980)] III-2-3