e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q032a plaats=Puth

Overzicht

Gevonden: 3120
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
beschuitpap melk met beschuit: mèlk mit besjūūt (Puth) Melk met beschuiten (beschuitepap, luiwijvenpap, romme met bestelle?) [N 16 (1962)] III-2-3
besjes aan de aardappelplant bellen: bɛl (Puth) De besachtige groene vruchten die zich uit de bloemen van de aardappelplant ontwikkelen. Vroeger, voordat men pootaardappelen selecteerde uit de eigen oogst, werd uit deze vruchtjes van de plant pootzaad gewonnen. Het lemma bevat alleen meervouden. Bij goesbollen wordt door de zegslieden opgegeven dat ...kinderen deze bollen aan een lange twijg (steken) en dan de bollen zo ver mogelijk weggooien of zwiepen; goezen is "zwiepen". Warnant (1949, 175) vermeldt dit spel ook voor Waals Haspengouw. Het regelmatige voorvoegsel aardappel- of patatte- is hier weggelaten; zie het lemma Aardappel. Zie voor de fonetische documentatie van de varianten voor aardappel, ook datzelfde lemma Aardappel. [N 12, 7; L 32, 14; monogr.; add. uit JG 1b] I-5
bestendig weer vast (weer): vas(t) waer (Puth) bestendig weer [vaste lucht] [N 22 (1963)] III-4-4
betalen betalen: betaole (Puth) Betalen, over de brug komen [afschieten?] [N 21 (1963)] III-3-1
beteuterd bleu: bleu (Puth) beteuterd [SGV (1914)] III-1-4
betrekken (lucht) gaan betrekken: ⁄t gēīt betrèkke (Puth), gaan toetrekken: ⁄t gēīt toetrèkke (Puth) dicht gaan zitten zodat er regen dreigt, gezegd van de lucht [de lucht overtrekt, groeit, belommert] [N 22 (1963)] III-4-4
beugeltas beugeltas: beugeltésj (Puth) tas, sierlijke ~ met beugel die men s zondags op de overrok draagt [beugeltes] [N 24 (1964)] III-1-3
beuk beuk: beuk (Puth), bruine beuk: -  broen beuk (Puth), rode beuk: -  rôô beuk (Puth) beuk [SGV (1914)] || beuk (Fagus) [DC 39 (1965)] III-4-3
beukennootje beukennootje: -  beukeneutjes (Puth) beukennootje [DC 39 (1965)] III-4-3
beurs, overrijp faux: foik (Puth) beursch (de peer is ~) [SGV (1914)] III-2-3