e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L244a plaats=Veulen

Overzicht

Gevonden: 970
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
deugen deugen: deuge (Veulen) deugen, geschikt zijn, goed zijn best doen III-1-4
deugniet deugeniet: deugeniet (Veulen), deugeniks: deugeniks (Veulen), onnut: ònnut (Veulen), strabander: cf. Weijnen Etymologisch Dialectwoordenboek, p. 197, s.v. "strabender"(bengel, vlegel). Afl. "strabant  strabanter (Veulen) deugniet || deugniet, rakker || ondeugend kind III-1-4
deur plank: Smiet die plaank ien \'t gat:maak de deur dicht plank. Daor is de waereld mit plaenk toewgenaegeld: Dat is een armzalig gehucht  plaank (Veulen) deur III-2-1
deurklopper deurklopper: voorloper van de bel  deurklöpper (Veulen), klopper: klöpper (Veulen, ... ) klopper op de deur || klopwerktuig III-2-1
deurknop, deurklink klink: kleenk (Veulen) klink III-2-1
dienblad theeblad: thieëblad (Veulen) presenteerblad bij het theedrinken III-2-1
dille venneke: éénjarige schermbloemkruid gebruikt bij het inmaken van augurken en komkommers  vinneke (Veulen) dille III-2-3
dom stom: stòm (Veulen) dom III-1-4
domme man klotskop: klotskop (Veulen), uilskuiken: uulskuk (Veulen) stom iemand, grote stommerik || uilskuiken, dommerik III-1-4
domme vrouw doos: doeës (Veulen) dom vrouwspersoon III-1-4