e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q032a plaats=Puth

Overzicht

Gevonden: 3120
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bevallen een kind krijgen: ei kind kriege (Puth) levenslicht [een kind het ~ schenken] [SGV (1914)] III-2-2
bevel bevel: bevel (Puth, ... ) bevel [SGV (1914)] III-1-4, III-3-1
bevend schudden met de huid razelen: rāzǝlǝ (Puth) Rillen, beven, huiveren, vooral na zware arbeid, bij koude en uit angst. [N 8, 66 en 68] I-9
bewaarplaats van bieten en groenvoer in de stal voorvoerij: vø̄rvrii̯ (Puth) De plaats in de stal waar bieten en groenvoeder worden bewaard voor direct gebruik. De grote voorraad bevindt zich buiten de stal. De in de stal bewaarde hoeveelheid is voldoende voor enkele keren voederen. Sommige woordtypen benoemen niet een specifieke opslagplaats voor bieten en groenvoeder, maar duiden in het algemeen de ruimte aan waarin men dit voeder opslaat. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden (voerhuis), (voederij), (voerij) en (voerderij) het lemma "voorstal, voedergang" (2.2.5). [N 5A, 34c] I-6
beweeglijk rondlopen snoeren: sjneure (Puth) lopen: beweeglijk rondlopen [ritse, kwinkeleere] [N 10 (1961)] III-1-2
bewolking wolken: de wōūke (Puth) bewolking, zwerk, wolkendek [schoft] [N 22 (1963)] III-4-4
bewolkte lucht bewolkte lucht: de locg is bewoakt, me zuut gein starre (Puth) Hoe zegt men in uw dialect: De lucht, de hemel is bewolkt, je ziet geen sterren. [DC 30 (1958)] III-4-4
bezem bezem: bɛsəm (Puth), Zie tekening: a (links)  bessem (Puth), borstel: Zie tekening: c (rechts)  beusjtel (Puth) bezem [SGV (1914)] || bezem (soorten) [DC 15 (1947)] III-2-1
bezoek bezoek: bezeuk (Puth) bezoek [SGV (1914)] III-3-1
bibberen razelen: razele (Puth), rijderen: riejere (Puth) beven [rijde, ridde, riere, rijgele, rijere] [N 10a (1961)] || bibberen, bibberen [SGV (1914)] III-1-2