e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L269p plaats=Blerick

Overzicht

Gevonden: 5182
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
baantje glijden op het ijs slidderen: sliddere (Blerick, ... ), slidderen (Blerick, ... ), slidderə (Blerick), #NAME?  sliddere (Blerick) Baantje glijden [siddere, slibbere, sleure, kejje]. [N 07 (1961)] || glijden [SGV (1914)] || Glijden over sneeuw of ijs. [N 38 (1971)] || Glijden: zich langs en oppervlak gemakkelijk, met zeer weinig wrijving voortbewegen (glijden, slibberen, glissen, schuiven, slifferen, slipperen, schampen). [N 84 (1981)] || Kinderen maken op de sneeuw of het ijs wel een gladde baan, door er telkens en achter elkaar overheen te glijden. Hoe noemt men het glijden op dit baan? [DC 44 (1969)] III-3-2
baard haar: (mv)  hǭrǝ (Blerick), spieren: spērǝ (Blerick), vlimmen: vlømǝ (Blerick) De scherpe uitsteeksels van de aar bij sommige graangewassen: kafnaalden. Het type baard is een verzamelnaam; het type vlimmen is het meervoud van vlim dat eigenlijk de afzonderlijke kafnaald aanduidt die aan het omhulsel van de korrel vastzit. Wanneer het type vlimmen als dubbelopgave naast baard voorkomt (dat is het geval in L 286, 312 en 313), dan is de betekenis van vlimmen: het omhulsel waarin de korrel zit. Vergelijk ook de lemma''s ''graanafval'' (6.1.30) en ''spikken'' (6.1.31). Zie afbeelding 2, f. [JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; A 25, 11; NE 2.I, 51; monogr.; add. uit N 14, 131] I-4
baarmoeder van de kip eierkrans: eierkrans (Blerick) Het geheel der geslachtsorganen van een kip. [N 19, 57] I-12
baarmoeder van de koe baarmoeder: bārmōdǝr (Blerick), draagmoer: drāxmōr (Blerick) [N 3A, 48; A 48A, 47a] I-11
baars baars: bars (Blerick) baars. Wat is de naam van de baars (percfa fluviatilis), een roofvis in onze rivieren, van ongever 30 ? 40 cm lang, met strepen op zijn rug en een sterk ontwikkelde rugvin? [N102 (1998)] III-4-2
babbelaar babbelaar: babbelaer (Blerick, ... ), babbelēr (Blerick) babbelaar [SGV (1914)] || babbelaar; Hoe noemt U: Een balletje van suiker of stroop (babbelder, babbelaar, brok, babbel(tje), suikerbal, sabbelder, ababol, rababbel, kussentje, spekje, steek, kokinje, babbelut) [N 80 (1980)] III-2-3
baby van zeven maanden baby van zeven maanden: babie van zeven maond (Blerick), bebie van zeve maond (Blerick) een baby van 7 maanden [DC 46 (1971)] III-2-2
baby, zuigeling kindje: kiendje (Blerick, ... ), niej kiendje  kiendje (Blerick), kleine, een -: kleine (Blerick), wat jongs: waat jongs (Blerick), wicht: wich (Blerick), wicht (Blerick), windelkind: cf. VD s.v. "I windel"1. (gew.) zwachtel; - luier, bakerpak  windelkind (Blerick) baby, zuigeling; benaming voor kind beneden één jaar [DC 30 (1958)] || pasgeboren kind; bij onze buren hebben ze een baby gekregen [DC 30 (1958)] III-2-2
bagagewagen bagagewagen: bagagewage (Blerick, ... ) een bagagewagen bij een trein [fourgon, bak] [N 90 (1982)] III-3-1
baggermolen zandzuiger: zandzuuger (Blerick, ... ) een baggermolen die zand opzuigt en door een buis ver weg perst (opper, zandzuiger, zuiger) [N 90 (1982)] III-3-1