32977 |
haver |
haver:
hāvǝr (P211p Waasmont)
|
Avena sativa L. Men zaait ongeveer 200 kg haver per hectare. Zie afbeelding 1, b. [JG 1a, 1b; A 2, 31; L 35, 101; L lijst graangewassen, 3; Wi 50; monogr.; add. uit N 15, 1a]
I-4
|
33725 |
hek |
barriel:
baril (P211p Waasmont),
gril:
grel (P211p Waasmont)
|
Algemene benaming. [N 14, 62; S 13; L 1a-m; RND 8, 20; R I, 44; R I, 45; monogr.]
I-8
|
33748 |
hengst |
hengst:
heŋst (P211p Waasmont)
|
Ongesneden mannelijk paard. [JG 1a, 1b; A 4, 2b; L 20, 2b; L 39, 42; L A1, 166; S 27; Wi 8; monogr.]
I-9
|
34440 |
herdershond |
schepershond:
sxēpǝrshǫnt (P211p Waasmont)
|
Hond van verschillend ras die door de herder wordt gebruikt ter bewaking van de schaapskudde. [N 7, 68; N 78, 21a; L 6, 30; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
34145 |
herkauwen |
irken:
erkǝ (P211p Waasmont)
|
Het eerst niet of nauwelijks gekauwde, in de voormaag gedeeltelijk verteerde voedsel opnieuw verwerken. Zie afbeelding 7. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 4, 13; L 14, 26; L 14, 88; L 20, 13; S 13; monogr.]
I-11
|
25443 |
het vlees in stukken snijden |
vaneensnijden:
vanēǝn snēǝn (P211p Waasmont)
|
Als één der helften van het gekloofde dier verwerkt wordt, snijdt men deze eerst in enkele grote, wat handzamer stukken. [N 28, 98; monogr.]
II-1
|
25441 |
het vlees laten besterven |
laten drogen:
lǭtǝ drø̄gǝ (P211p Waasmont),
stijf worden:
stęjf wǫrden (P211p Waasmont)
|
Na het verwijderen der ingewanden e.d. en het schoonmaken laat men het vlees hangen om het te laten afkoelen en opstijven. De volgende dat wordt het verder verwerkt. Enerzijds is dit een eis van de keuringsdienst (eventuele ziektes e.d. zijn dan makkelijker te constateren), anderzijds komt dit besterven volgens velen de smaak van het vlees ten goede. [N 28, 95; monogr.]
II-1
|
33704 |
heuvel |
bergje:
bɛrxskǝ (P211p Waasmont)
|
Een kleine verhevenheid in het landschap. [L 34, 22]
I-8
|
21462 |
hinderen |
generen (<fr.):
tjeneère (P211p Waasmont)
|
Hinderen. [ZND 01 (1922)]
III-3-1
|
34212 |
hoeden van koeien |
hoeden:
hyǝ (P211p Waasmont)
|
[N 3A, 12a; N M, 2; JG 1a, 1b; A 48, 18c; L 1a-m; L 27, 5; S 14; Wi 39; R; monogr.]
I-11
|