e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L288p plaats=Nederweert

Overzicht

Gevonden: 3221
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
beurs, overrijp buikziek: bŏĕkzeejk (Nederweert) Hoe noemt u: vruchten die overrijp zijn van binnen (beurs, buikziek?) [N 72 (1975)] III-2-3
bevallen in de kraam komen: inne kraom kome (Nederweert), kramen: kraome (Nederweert) bevallen || levenslicht [een kind het ~ schenken] [SGV (1914)] III-2-2
bevend schudden met de huid (zich) schudderen: sxø̜dǝrǝ (Nederweert), rij(e)ren: rei̯ǝrǝ (Nederweert) Rillen, beven, huiveren, vooral na zware arbeid, bij koude en uit angst. [N 8, 66 en 68] I-9
bevertjes rijertje: mv.  ri-jjerkes (Nederweert) trilgras III-4-3
bezem bezem: bēsəm (Nederweert), bēzəm (Nederweert), bēͅzəm (Nederweert), keerbezem: kērbɛsəm (Nederweert) bezem [RND], [SGV (1914)] || bezem, veger III-2-1
bezemsteel steel: stēl (Nederweert) bezemsteel [RND] III-2-1
bezoek bezoek: bezeuk (Nederweert) bezoek [SGV (1914)] III-3-1
bezorgd bezorgd: bezörgtj (Nederweert) bezorgd III-1-4
bibberen bibberen: bibbere (Nederweert), rijderen: ri jjere (Nederweert), rijere (Nederweert), rijjerre (Nederweert) beven [rijde, ridde, riere, rijgele, rijere] [N 10a (1961)] || bibberen, bibberen [SGV (1914)] III-1-2
bidden beden: bêje (Nederweert) bidden [SGV (1914)] III-3-3