e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L426z plaats=Holtum

Overzicht

Gevonden: 1883
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boerenkoolstamppot krulkool ondereen: Syst. WBD  krölkeûl ongerein (Holtum) Stamppot van aardappelen en boerenkool [N 16 (1962)] III-2-3
boezeroen boezeroen: boezerōēn (Holtum) boezeroen, blauwlinnen of katoenen (boeren)overhemd [boezeloen, bazeoren, bazzeroel] [N 23 (1964)] III-1-3
bok van het rijtuig bok: bok (Holtum) Zitplaats voor de koetsier of de voerman. Alleen bij het rijtuig vormt de bok een vast onderdeel. Bij de kar en de wagen wordt soms een plank tussen de berries gelegd die als geïmproviseerde zitplaats dient. Uit vragenlijst N 101, waar gevraagd werd naar de zitplaats van de voerman van een rijtuig, kwamen vrijwel uitsluitend opgaven van het type bok. [N 17, 38a-b + 40 + add; N G, 58d; N 101, 18a; monogr.] I-13
bolle wangen toetwangen: toetwange (Holtum) wang: bolle wangen [toetwange, zwabberkaken, volle maan] [N 10 (1961)] III-1-1
bom, spon spon: špon (Holtum), spond: šponj (Holtum) De houten stop die ter afsluiting in het spongat wordt geslagen of geschroefd. Volgens de respondenten uit Gulpen (Q 203), Rothem (Q 99*) en Klimmen (Q 111) werd onder de bom eerst nog een lap gelegd. Die werd sponlap (Q 99*: šponlap) of sponlapje (Q 111: šponlɛpkǝ) genoemd. Zie ook het lemma ɛsponɛ in wld II.2, pag. 44.' [A 36, 3b; N 6, 4 add.; N E, 48a add.; L 7, 28 add.; monogr.] II-12
bonnet bonnet (<oudfr.): bonnet (Holtum), boonet (Holtum) De bonnet van de priester. [N 96B (1989)] III-3-3
bont als apart kledingstuk pels: pèls (Holtum) bont, zachtharig dierenvel (das, vos, e.d.) als los kledingstuk [poes, pels, mansjel] [N 23 (1964)] III-1-3
bonte koe met rode kop roodkop: rōt.kǫp (Holtum) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe''(3.3.1). [N 3A, 123a] I-11
bontkraag bontkraag: bontjkraag (Holtum) kraag van bont [N 23 (1964)] III-1-3
bontmantel bontmantel: bontjmantjəl (Holtum) bontmantel [N 23 (1964)] III-1-3