e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q009p plaats=Maasmechelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
uitspannen uitspannen: ū.tspanǝ (Maasmechelen) Het paard losmaken van de kar of het werktuig waarin of waaraan het gespannen is. Bij het uitspannen uit een kar met berries worden de draagriem, de brede buikriem en de strengen losgemaakt. Vervolgens wordt het paard naar de stal geleid. [JG 1b, 2c; N 8, 98b; monogr.] I-10
uitsteeksels in de maag vel: vɛl (Maasmechelen) De grove uitsteeksels in de lebmaag. [N 28, 85] I-11
uitwendig kruiwerk kruiwerk: krøjwɛ̄rǝk (Maasmechelen) Algemene benaming voor alle voorzieningen die aan de buitenzijde van de molen zijn aangebracht om de gehele molen of de molenkap naar de wind te draaien. [N O, 30h; Sche 60; monogr.] II-3
uitwerpselen van de bij schijt: sxīt (Maasmechelen) Ontlasting van de bij. Vooral bekend is de in de winter opgespaarde ontlasting die via de reinigingsvlucht geloosd wordt. Wanneer de bij in uitzonderlijke gevallen de bijwoning bevuilt, noemt men dit roer. [N 63, 56b] II-6
uitwerpselen van koeien koestront: kǭstrǫnt (Maasmechelen) [N M, 8a; A 9, 24a; JG 1a, 1b; N 11A, 40a; monogr.; add. uit N 5A (I] I-11
uitwijken uitwijken: ū.twi.kǝ (Maasmechelen) Als de weg smal is en er komt van de tegenovergestelde zijde een kar af, dan zullen beide voertuigen moeten uitwijken. [JG 1a, 1b; monogr.] I-10
urine zeik: zē̜i̯k (Maasmechelen) Vloeibare ontlasting van vee. [N 38, 18d; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
urineren zeiken: zē̜i̯kǝ (Maasmechelen) Vloeibare ontlasting hebben, gezegd van vee. [N 38, 18b; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
vaars rind: rent (Maasmechelen), rɛi̯nt (Maasmechelen), rindje: rentjǝ (Maasmechelen), rentšǝ (Maasmechelen), vaars: vēs (Maasmechelen), vɛi̯s (Maasmechelen), vɛ̄rs (Maasmechelen), vɛ̄s (Maasmechelen) Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20] I-11
vademen gevaamd krijgen: gǝvęjmt krigǝ (Maasmechelen), invamen: envɛǝmǝ (Maasmechelen), ęnveǝmǝ (Maasmechelen), vamen: vamen (Maasmechelen) Een draad door het oog van een naald halen. In dit lemma zijn de objecten draad, garen, draad garen, vaam, vaam garen niet gedocumenteerd. [N 59, 68; N 62, 10; L 8, 29; L B1, 76; MW; monogr.] II-7