e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q009p plaats=Maasmechelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vagina, geslachtsorgaan van de merrie schede: šęi̯ (Maasmechelen) Het uitwendig zichtbare geslachtsdeel. [JG 1a, 1b; N 8, 35, 39b en 40] I-9
valencienneskant valenciennes: valenciennes (Maasmechelen) Katoenen of linnen kant in tulebinding. Bobbinetgoed (Bonthond s.v. ø̄Valenciennekantø̄). [N 62, 81b] II-7
valse plooi kreuk: krø̄k (Maasmechelen), kronkel: krøŋkǝl (Maasmechelen) Valse plooi of vouw, die er niet hoort. [N 62, 48; MW] II-7
van de leg afraken afleggen: (de kip is) āfgǝlax (Maasmechelen), van de leg af: van dǝ lęk āf (Maasmechelen) [N 19, 50b; N 19, Q 111 add.; monogr.] I-12
van een bepaald patroon voorzien gebloemd: gǝblōmt (Maasmechelen) Een bepaald patroon is niet één specifiek patroon, maar kan blijkens de opgaven variëren. [N 62, 74b; MW] II-7
van uitlopers ontdoen (scheuten) afplukken: āfplø̜kǝ (Maasmechelen) Zoals in het vorige lemma is opgemerkt beginnen soms de aardappelen die in een kelder of kuil bewaard worden te schieten. Hier staan de benamingen voor het verwijderen van dergelijke uitlopers bijeen. Indien niet anders aangegeven is het object steeds "aardappelen". Voor de documentatie van scheuten, zie lemma Scheut, resp. Uitlopers Van Kuilaardappelen [N M, 17b; monogr.] I-5
van veren wisselen ruizelen: ryzǝlǝ (Maasmechelen), rȳ.zǝlǝ (Maasmechelen), rȳsǝlǝ (Maasmechelen), rȳzǝlǝn (Maasmechelen) [N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.] I-12
vang praam: prām (Maasmechelen) Algemene benaming voor de gehele reminrichting aan het aswiel van windmolens. De vang bestaat uit een houten of stalen ring, al dan niet uit één stuk, die onder invloed van een zwaar gewicht, de vangbalk , om een houten wiel wordt geklemd. Het afremmen van de as met het gevlucht gebeurt aan de voet van de molen of op de zwichtstelling met behulp van het vangtouw. Zie ook afb. 51. Men onderscheidt twee typen vanginrichtingen, namelijk de blokvang en de hoepelvang. Tot de blokvang behoren de Vlaamse vang en de Hollandse vang of stutvang. De hoepelvang kan worden onderverdeeld in de houten- en stalen hoepelvang. Zie voor de benamingen van de diverse typen van vanginrichtingen de lemmata ɛhoepelvangɛ, ɛblokvangɛ, enz.' [N O, 12a; A 42A, 79; Sche 57; monogr.; N D, 33 add.] II-3
vangplooi vlim: vlēm (Maasmechelen) Huidplooi tussen lies en uier. [N 3A, 115] I-11
varken kuus: kuš (Maasmechelen), kuž (Maasmechelen), varken: vørkǝ (Maasmechelen), vē̜rǝkǝ (Maasmechelen), vɛrkǝ (Maasmechelen), vɛ̄.rkǝ (Maasmechelen), vɛ̄rǝkǝ (Maasmechelen) Bedoeld wordt een varken in het algemeen, niet geslachtelijk of naar leeftijd onderscheiden. [N 19, 1; N M, 7; N C; N C, add.; RND 46 en 84; L 8, 19; L 8, 32; L mon.; S 39; JG 1a, 1b, 2c add.; R (s] I-12