e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q009p plaats=Maasmechelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
varken (bijzondere namen) kuus: kuš (Maasmechelen), kyš (Maasmechelen) In de Nijmeegse vragenlijst 19 vraag 2 werd gevraagd: "Kent uw dialect bijzondere namen voor varken?" In het lemma ''varken'' (1.1.1) zijn de algemene benamingen voor het varken ondergebracht; in dit lemma de bijzondere. Er is overlapping in de naamgeving. [N 19, 2; monogr.; Vld] I-12
varken met een doorgezakte rug kreupel (bijvgl. nmw.): krø̄pǝl (Maasmechelen) [N 76, 19] I-12
varken met een te hoge rug kreupel (bijvgl. nmw.): krø̄pǝl (Maasmechelen) [N 76, 18] I-12
varken van acht tot twaalf weken loper: lø̜̄u̯pǝr (Maasmechelen), scheut: šøt (Maasmechelen), šø̄.t (Maasmechelen), šø̄t (Maasmechelen), scheutje: šø̄tšǝ (Maasmechelen) De benamingen duiden doorgaans op een big van acht tot twaalf weken. Het gewicht van dit varken varieert van ongeveer 30 kg tot ongeveer 50 kg. [N 19, 4a; N 76, 3c; N C, 9c; JG 1a, 1b, 2c; L 37, 49b; L 37, 49e; L 3, 2b; L 1a-m; A 4, 4b; Gwn; monogr.; N C, add.; N 19, Q 111 add.] I-12
varken van drie tot vijf maanden vetvarken: vętvɛrkǝ (Maasmechelen) Een halfvet varken van 50 tot 80 kg. Volgens het WNT (III, 1 p. 1460) is een broeiling een "speenvarken", eigenlijk een "varken geschikt om te broeien". Het gaat hier dus om een varken dat zo goed als slachtklaar is. [N 76, 3d; JG 1b, 1c, 1d, 2c; N 19, 8; L 37, 49f; N 19, 4a; A 4, 4b; monogr.; N 19, Q 111 add.] I-12
varkens fokken kweken: kwēkǝ (Maasmechelen) Zich toeleggen op de teelt van varkens. [N 76, 37b; monogr.] I-12
varkens mesten masten: masten (Maasmechelen), mastǝ (Maasmechelen) Het vetmesten van varkens totdat ze geschikt zijn voor export of slacht. [N 76, 37c; JG 1b, 1c, 2c; monogr.] I-12
varkensfeest houden een borrel drinken: ǝn bǫrǝl drēŋkǝ (Maasmechelen) Het houden van een feest bij gelegenheid van het slachten van een varken. In dit lemma zijn ook woordtypen opgenomen die aanduiden dat er een borrel werd gedronken. [N 28, 4] II-1
varkenshaar pensharen (mv.): pɛnshǫr(ǝ)n (Maasmechelen) De haargroei op het varkenslijf. [N 28, 31; monogr.] I-12
varkenshort, varkensbak varkensbak: (mv. vɛrkǝs˱bɛk)  vɛrkǝs˱bak (Maasmechelen) Hek of kist gebruikt voor het vervoer van varkens. Onder A. staan de woordtypes die betrekking hebben op een gewelfd hek dat uit drie gebogen plankjes bestond (voor, midden en achter) die met een tiental latten verbonden werden. Dit hek werd over de wagen gelegd om te voorkomen dat de varkens uit de kar zouden springen. Onder B. staan de woordtypes die betrekking hebben op een planken kist waarin de varkens gezet werden en die op de kar geplaatst werd. Op de kaart wordt een zaakgrens zichtbaar die door het midden van Nederlands Limburg loopt. Uit het feit dat deze vraag in de vragenlijst slechts sporadisch werd ingevuld, kan geconcludeerd worden dat dit voorwerp waarschijnlijk niet of nauwelijks nog in gebruik was. Het ontbreken van materiaal voor Belgisch Limburg kan erop wijzen dat het voorwerp daar ofwel al langer verdwenen is, ofwel nooit in gebruik is geweest. [N 17, 37b + 72d + 73; A 26, 3a] I-13