20899 |
aardappels schillen |
jassen:
Verg. bargoens
jasse (L318e Altweerterheide),
schillen:
aerpel schélle
schélle (L318e Altweerterheide)
|
aardappelen schillen || schillen
III-2-3
|
33482 |
aardbei |
aardbeer:
aerbieër (L318e Altweerterheide)
|
aardbei
I-7
|
18905 |
aarden |
aarden:
aârde (L318e Altweerterheide)
|
wennen
III-1-4
|
29574 |
aarden pot |
driekroonse pot:
drejkrūǝnsǝ pǫt (L318e Altweerterheide),
roompot:
rǫwmpǫt (L318e Altweerterheide),
uilespot:
ūlǝspǫt (L318e Altweerterheide)
|
Aarden pot, bleekbruin van kleur. Dorren (Valkenburgs Woordenboek) merkt op pag. 15 over de term baar op: ø̄̄Naar de grootte onderscheidt men één-, twee- en drieschildersbaren, wijl ze gemerkt zijn met één, twee of drie schildjes (reliefstempels), met een inhoud van circa 20, 30 en 40 liter.ø̄̄ De driekroonse pot was een verglaasde pot voor het inmaken van zuurkool, braadworst en bonen. De pot was gemerkt met drie kroontjes en had een inhoud van 20 tot 50 liter. Het woordtype driekronenpot duidt waarschijnlijk een vergelijkbare pot aan. Zie hiervoor ook de toelichting bij het lemma ɛstroopvatɛ in wld II.2, pag. 59.' [N 49, 103b; L 1a-m; L 32, 15a; L 32, 15b; R 3, 5; S 1; monogr.]
II-8
|
19021 |
achterdocht |
achtergedacht:
achtergedecht (L318e Altweerterheide)
|
achterdocht, berekening, overweging
III-1-4
|
25099 |
achtereen, na elkaar |
naastegang:
naostegang (L318e Altweerterheide)
|
achtereen, na elkaar
III-4-4
|
19803 |
afdak |
afdak:
āf˂dāk (L318e Altweerterheide)
|
afdak
III-2-1
|
19890 |
afdrogen |
afdrogen:
āf˂dry(3)̄əgə (L318e Altweerterheide)
|
afdrogen
III-2-1
|
20473 |
afkomst |
komaf:
komaaf (L318e Altweerterheide)
|
afkomst
III-2-2
|
20437 |
afleggen van een dode |
afleggen:
wassen en doodskleed aandoen van een lijk
aaflégke (L318e Altweerterheide)
|
afleggen
III-2-2
|