e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L214p plaats=Wanssum

Overzicht

Gevonden: 2613

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aaks aaks: aks (Wanssum) Zware bijl met lange steel die wordt gebruikt om bomen te vellen. [N 50, 10b; N 75, 114d; L 32, 46; monogr.] II-12
aalbes, struik miemerstruik: aalbessenstruik  mie:merstroek (Wanssum) bessenstruik I-7
aam, maat van 150 l. aam: oude vochtmaat van ongeveer 1 1/2 hl.  āōm (Wanssum) aam, oude vochtmaat III-4-4
aan flarden rats kapot: zien kleer worre rats kapot (Wanssum) Zijn kleren waren aan flarden (door een ongeluk of vechtpartij). [DC 17 (1949)] III-1-3
aanaarden aanaarden: anērdǝ (Wanssum), aanbouwen: anbǫu̯ǝ (Wanssum), aanhogen: anhȳǝgǝ (Wanssum) Een dag of veertien na het poten wordt het opschietende onkruid van het aardappelveld weggehaald door er met een omgekeerde eg of een kettingeg overheen te gaan; tegelijkertijd wordt dan de grond rul gemaakt en dat bevordert de groei van de planten. Enige tijd later, wanneer de aardappelplantjes ongeveer 10 cm zijn opgeschoten, wordt er tussen de rijen geschoffeld om het onkruid te verwijderen; doorgaans met de schoffelmachine. Weer enige tijd later, vroeger rond 21 juni, wordt de grond rond de voet van de struikjes opgehoogd om de knolletjes die aan de oppervlakte groeien te beschermen. Deze knolletjes moeten goed onder de grond ziten; anders worden ze groen en zijn alleen nog als varkensvoer te gebruiken. Op sommige plaatsen echter werden die kleine groene knolletjes juist als pootgoed gebruikt. Dit ophogen wordt aanaarden genoemd en kan op verschillende manieren gebeuren, met de hak of met tenminste twee soorten aanaardploegen. In dit lemma staan de algemene termen voor het aanaarden bijeen. [N 12, 23; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L B2, 294; L 32, 4; Lu 5, 24b; monogr.; add. uit N 11A, 83; N 18, 42 en 43; A 44, 21] I-5
aanaardhandploeg vorentrekker: vōrǝtrękǝr (Wanssum) De aanhoger die door mankracht wordt voortbewogen, hetzij door één man getrokken; in dat geval werd de steel van de aanhoger doorgaans met een staaf ijzer verzwaard; hetzij door twee: door de ene man getrokken en door een ander geduwd. In dat geval werd een zijkruk aan de steel bevestigd voor de duwer. Het blad is vrijwel gelijk aan dat van de door paardekracht voortbewogen aanaarder: driehoekig en zodanig dat de grond naar twee kanten werd opgestuwd. Zie ook de toelichting van het lemma Aanaardploeg. [N 11A, 78; N 18, 46; N J, 8b; JG 1a, 1c, 2c; monogr.; add. uit N 12, 25; N 18, 42] I-5
aanaardploeg hakploeg: hakplux (Wanssum), vorentrekker: vōrǝntrękǝr (Wanssum) Een lichte soort ploeg door paardekracht getrokken, die open voren trekt, met een schaar "in de vorm van een varkenssnuit" (zegsman van L 328) of met twee scharen ruggelings tegen elkaar geplaatst, die de grond naar beide zijden wegschuift, tegen de rij aardappelplantjes aan. Met hetzelfde stuk gereedschap kunnen ook de voren worden getrokken waarin gepoot kan worden. Soms geeft de zegsman dat ook uitdrukkelijk aan. Er kan evenwel ook met een normale, d.w.z. éénscharige, ploeg worden gepoot; zie de algemene toelichting bij de paragraaf over het poten. Ook wanneer door de zegsman in het midden is gelaten of de aanaardploeg met paardekracht of door mankracht (zie het lemma Aanaardhandploeg) wordt voortgetrokken, is de opgave hier ondergebracht. In enkele plaatsen in het zuidwesten is wel opgegeven dat er met de ploeg werd aangeaard, zonder dat evenwel het woord voor die ploeg werd opgegeven, dat zijn P 113, 115, 119, 173, 176, 176a, 177, 177a, 180, 187, Q 76 en 79a. [N 12, 25; N J, 8b; JG 1c; monogr.; add uit N 11, 30, 31; N 12, 24] I-5
aanbouw van gaas spoetnik: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.  spoetnik (Wanssum) Hoe heet de aanbouw van gaas, geknoopt gaas of traliewerk? (zie tekening 4) [N 93 (1983)] III-3-2
aangetaste uier driedeem: dridēm (Wanssum) De door ontsteking aangetaste uier of één van de kwartieren die aangetast is. [N 52, 6b; A 48A, 10c, 11b; monogr] I-11
aanhoudend bepoetelen haffen: haffe (Wanssum), handvollen: haffele (Wanssum) aanhoudend in de handen nemen [haffele, verhandvollen] [N 10 (1961)] III-1-2