e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q101p plaats=Valkenburg

Overzicht

Gevonden: 5178

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
[lijfje] lijfje: Onderhemd voor kinderen.  liefke (Valkenburg) lijfje, in de betekenis van soort kledingstuk; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] III-1-3
[wambuisjas?] jas: jas (Valkenburg) Hoe noemt men hetzelfde kledingstuk, van katoenen stof vervaardigd? [DC 14A (1946)] III-1-3
aalmoes aalmoes: aalmoos (Valkenburg) aalmoes [SGV (1914)] III-3-1
aalmoezenier aalmoezenier: aalmozeneer (Valkenburg) Een priester die belast is met de zielzorg van een bepaalde klasse of groep van mensen [aalmoezeneer]. [N 96D (1989)] III-3-3
aam, maat van 150 l. aam: aom (Valkenburg), oam (Valkenburg) aam (maat) [SGV (1914)] || biervat van 120 oude kan inhoud III-4-4
aambeeld aanvilt: hāmvęlt (Valkenburg), āmvęlt (Valkenburg) Een gietijzeren of stalen blok waarop de smid het smeedwerk uitvoert. Aan één of twee zijden van het aambeeld kan een hoorn zijn bevestigd, een puntig uitsteeksel waarop ijzer kan worden gebogen. De vlakke bovenzijde van het aambeeld, de baan, wordt gebruikt voor het smeedwerk. In de baan zijn soms één of meer gaten aangebracht waarin gereedschap zoals de schroodbeitel en de tas kunnen worden geplaatst. Vgl. ook afb. 15. De invuller uit Q 121 kende drie soorten aambeelden: 1. het aambeeld met twee ronde hoorns; 2. het aambeeld met één ronde en één vierkante hoorn; 3. het aambeeld met één hoorn en een stuikblok. Ook andere respondenten vermeldden deze drie aambeelden. Vgl. ook afb. 14. In L 382 kende men ook nog een aambeeld dat speciaal gebruikt werd bij het aanbrengen van de kap op vijlbladen. Het bovenvlak van dit aambeeld was van zacht roodkoper vervaardigd. Zie ook het lemma "vijlkap". [N 33, 40; N 33, 49; N 33, 50; S 1; R 14, 8b; L 1a-m; L 1u, 2; L 17, 9; L B1, 201; N 64, 32a-b; N 66, 13a-b; monogr.] II-11
aambeien aambeien: aambeie (Valkenburg) Aambeien: bes- of knobbelvormige zwellingen van de aders aan de anus of aan het onderste gedeelte van de endeldarm (speen, spenen, blikaar(d)s, aambeien, puisten, bikaards, vijgpuisten). [N 84 (1981)] III-1-2
aan de borst zijn aan de borst liggen: aan de boorsj ligge (Valkenburg), de borst hebben: de boorsj hëbbe (Valkenburg) gezoogd worden, aan de borst zijn, gezegd van zuigelingen [lodderen, mem lebben] [N 86 (1981)] III-2-2
aan de leg zijn aan de leg: ān dǝ leg (Valkenburg) Gezegd van kippen als ze in de legperiode zijn. [N 19, 50a; monogr.] I-12
aan flarden gans kapot: zien kleijer waore gəns kepot (Valkenburg), kapot gereten: zien kleijer waore kapot gereete (Valkenburg) Zijn kleren waren aan flarden (door een ongeluk of vechtpartij). [DC 17 (1949)] III-1-3