e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121c plaats=Bleijerheide

Overzicht

Gevonden: 4871

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aanaardploeg hoger: hȳǝjǝr (Bleijerheide), hoogploeg: hȳxplōx (Bleijerheide), hȳǝxplōx (Bleijerheide) Een lichte soort ploeg door paardekracht getrokken, die open voren trekt, met een schaar "in de vorm van een varkenssnuit" (zegsman van L 328) of met twee scharen ruggelings tegen elkaar geplaatst, die de grond naar beide zijden wegschuift, tegen de rij aardappelplantjes aan. Met hetzelfde stuk gereedschap kunnen ook de voren worden getrokken waarin gepoot kan worden. Soms geeft de zegsman dat ook uitdrukkelijk aan. Er kan evenwel ook met een normale, d.w.z. éénscharige, ploeg worden gepoot; zie de algemene toelichting bij de paragraaf over het poten. Ook wanneer door de zegsman in het midden is gelaten of de aanaardploeg met paardekracht of door mankracht (zie het lemma Aanaardhandploeg) wordt voortgetrokken, is de opgave hier ondergebracht. In enkele plaatsen in het zuidwesten is wel opgegeven dat er met de ploeg werd aangeaard, zonder dat evenwel het woord voor die ploeg werd opgegeven, dat zijn P 113, 115, 119, 173, 176, 176a, 177, 177a, 180, 187, Q 76 en 79a. [N 12, 25; N J, 8b; JG 1c; monogr.; add uit N 11, 30, 31; N 12, 24] I-5
aanbinder querhout: kwērhōts (Bleijerheide  [(meervoud: kwērhōtsǝr)]  ) Houten paal die horizontaal aan de staanders wordt gebonden. Op de aanbinders komen korte paaltjes te liggen, de zgn. 'kortelingen', die aan één eind op de aanbinder dragen en aan de andere kant in de daarvoor uitgespaarde steigergaten in de muur. Wanneer bij het bevestigen van de aanligger aan de staander gebruik wordt gemaakt van touwen, wordt onder de aanbinder op de staander een steigerklos aangebracht. Zie ook afb. 17. Zie voor het woordtype 'schachelrute' ook RhWb vii, kol. 831, s.v. 'Schachelrute'. [N 32, 2b; monogr.] II-9
aandeel, part klats: kletsj (Bleijerheide), koop: koof (Bleijerheide), portion (du.): portsiejoeën⁄ (Bleijerheide), rantsoen: ratsiejoeën⁄ (Bleijerheide) portie III-4-4
aaneenschroeven aaneenschroeven: ān`ēšruvǝ (Bleijerheide) Twee stukken hout aan elkaar schroeven. [N 53, 153b] II-12
aangeschoten aangedronken: Hee is e bis-je aa¯jedrónke  aa’jedrónke (Bleijerheide), een schwips (du.) haan: Inne sjwieps han: aangeschoten zijn Verklw. sjwieps-je  inne sjwieps han (Bleijerheide) aangeschoten III-2-3
aangesneden beleg aangesneden bezets: ājǝšnęjǝ bǝzęts (Bleijerheide) Aangeknipt belegsel. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛbelegɛ.' [N 59, 114b] II-7
aangetrouwd aangetrouwd: aa’jetrouwd (Bleijerheide) aangetrouwd III-2-2
aanhangkap aanhangkap: āhaŋkap (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Maurits]), kap: kap (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Maurits]), koppelkap: kopǝlkap (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), scharnierkap: šanērkap (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Emma]) Algemene benaming voor verschillende typen metalen kappen die bij ondersteuning in pijlers toegepast worden. Er bestaan verschillende soorten pijlerkappen, zoals de Haarmannkap, de Gutehoffnungshüttekap en de Van Werschkap. Pijlerkappen kunnen los naast elkaar worden geplaatst, maar ze kunnen ook onderling met elkaar worden verbonden. Daarnaast zijn er kappen die aan de reeds bestaande kunnen worden bevestigd en tegen het dak rusten en dit voorlopig ondersteunen zonder dat er een stijl onder is geplaatst. Dit type kap wordt vooral toegepast in mechanische pijlers waar een stijlenvrij koolfront noodzakelijk is (MBK III pag. 92-93). [N 95, 609; N 95, 363] II-5
aanhitsen aanheksen: aa’hekse (Bleijerheide) aanhitsen III-2-1
aanhoudend regenen blijven regenen: ⁄t bliet räene (Bleijerheide), zich eraan houden: ⁄t hilt zich draa (Bleijerheide) voortdurend regenen [knoeien] [N 22 (1963)] III-4-4