e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L426z plaats=Holtum

Overzicht

Gevonden: 1883
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boterham (kinderwoord) bam: Syst. WBD  bam (Holtum), bammetje: Syst. WBD  bemke (Holtum) Kinderwoord voor boterham (bam, boo?) [N 16 (1962)] III-2-3
boterham met kaas kaasboterham: Syst. WBD  keasbotterham (Holtum) Boterham met kaas (keesbam, keistaat, sjmouer?) [N 16 (1962)] III-2-3
boterham met vet smouer: Syst. WBD  sjmouer (Holtum) Boterham met vet (sjmouer?) [N 16 (1962)] III-2-3
bouwland akker: akǝr (Holtum), bouwland: bulɛnjtj (Holtum), land: lānjtj (Holtum), veld: vɛljtj (Holtum) Voor de akkerbouw gebruikt land, het geheel van akkers. [N 6, 33a; N 27, 3a; N 5AøIIŋ, 95a, 95b en 95c; N 11, 1a; L 31, 18; L 19, 1a; L 37, 11b; L a1, 113; L 4, 38; JG 1a, 1b; A 3, 38; A 10, 4; A 20, 1b; Wi 7; S 49; RND 4, 7, 8 en 10, r.37; Vld.; monogr.] I-8
bovendeel van de rug krommenek: bie de pap op te kraomənak zitte (Holtum), kraomenak drage (Holtum), kraomənak (Holtum) rug: bovendeel van de rug [mars, hot] [N 10 (1961)] || rug: op de rug zitten [N 10 (1961)] III-1-1
bovenste handvat (bovenste, bovelste, lange, grote, achterste) kruk: krøk (Holtum), (bovenste, rechtse) handvat: hantj˲vat (Holtum) Het bovenste handvat van de steel van de zeis, dat in de linkerhand wordt gehouden. Doorgaans is dit het lange T-vormige handvat, zoals beschreven in de algemene toelichting van deze paragraaf en in de toelichting bij het lemma ''steel van de zeis''; daar zijn ook de opgaven opgenomen waar het bovenste handvat kort en recht is of waar dit bovenste handvat ontbreekt (model B). Om de varianten van de substantiva onder één woordtype bijeen te houden en een vergelijking met de opgaven voor het onderste handvat te vergemakkelijken, zijn de adjectiva (bovenste, lange, grote, enz.) als facultatief in het hoofdwoordtype opgenomen. Zie afbeelding 4, A1 en B1.' [N 18, 67b; N C, 3b1; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-3
braadworst braadworst: braotwooəs (Holtum) braadworst [N 06 (1960)] III-2-3
braaf braaf: het kindj is braaf (Holtum), (kentj: zie 29).  ⁄t kentj is braaf (Holtum) braaf, gezegd van een kind [N 06 (1960)] III-1-4
braakland braak: brǭk (Holtum) Stuk land of akker dat men √©√©n of meer jaren onbewerkt laat liggen alvorens het opnieuw te beploegen. [N 11, 6; N 27, 4b; N 27, 31; N 11A, 135; A 10, 4; A 33, 12; A 33, 14a; JG 1a, 1b, 2a, 2b, 2c; L 22, 13; L 1a-m; L 1u, 22; L 19b, 1a; S 4; Ale 253; monogr.] I-8
braakliggen braken: brǭkǝ (Holtum) Land of een akker voor een tijd, soms voor meerdere jaren, onbebouwd laten liggen. Naast de werkwoordelijke woordtypen als braken en braakliggen komen er in dit lemma ook woordtypen voor die bijvoeglijk van aard zijn. Deze hebben grammaticaal de functie van een bepaling van gesteldheid bij de werkwoorden (laten) liggen en zijn, b.v. het land ligt braak, is hard, woest en b.v. het land (voor) vogelwei laten liggen, (in de) dries laten liggen enz. [N 11, 5; N 11, 6; N 11A, 134a; N 11A, 135; N 27, 4b; L 1a-m; L 22, 13; JG 1a, 1b, 1d; S 4; Wi 43; Ale 253; monogr.] I-8