e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095a plaats=Caberg

Overzicht

Gevonden: 1390
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
doopjurkje doopkleed: deupkleid (Caberg) doopjurkje [deumhemke] [N 25 (1964)] III-2-2
doopmutsje doopmuts: deupmuts (Caberg) doopmutsje [N 25 (1964)] III-2-2
doordeweekse kleren werkkleren: werkkléjer (Caberg) door-de-weekse kleren [t s werkendagse dinge, werkdinge] [N 23 (1964)] III-1-3
doperwten erwten: WBD/WLD  ert (Caberg) De jonge erwten die uit de dop gehaald moeten worden; doperwt (poolerwt, dopper, doperwt, pelerwt). [N 82 (1981)] I-7
dorst dorst: doors (Caberg) dorst [DC 03 (1934)] III-2-3
draaien draaien: dreye (Caberg), dräje (Caberg), keren: kïere (Caberg) draaien [DC 02 (1932)] || Draaien: een andere richting aannemen, draaien (wenden, wenken, wengen, zwenken, keren). [N 84 (1981)] III-1-2
draaikolk draaikolk: dreijkolk (Caberg) kolk, plaats in water waar een snel ronddraaiende stroom is die voorwerpen kan meeslepen en naar beneden trekken [willing, wieling, waal, wolf, draaipol] [N 81 (1980)] III-4-4
dracht, drachtig zijn dracht: WBD/WLD  de drach (Caberg) Hoe noemt u de dracht van honden, katten, konijnen etc. (kipsel) [N 83 (1981)] III-4-2
dragen dragen: draoge (Caberg) dragen [DC 02 (1932)] III-1-2
dragen, gezegd van ijs dragen: drage (Caberg), houden: hàwwe (Caberg) dragen gezegd van ijs waarop men kan lopen [lijden, helen, houden] [N 81 (1980)] III-4-4