e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P120p plaats=Alken

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wippen wippen: wippe (Alken) op, met een wip spelen [kwikkwakken, kweken, kwinkkwaken, kwikkelen, wiegschalen, wippen, kiegelen] [N 112 (2006)] III-3-2
wis gras om te zavelen smeerlap: smēi̯ǝ.rlap (Alken) Enkele zegslieden gaven aan op welke manier het slijpzand op de strekel werd aangebracht, en wel meestal met een wis gras die in het zandblok werd bewaard; soms ook met een lap. [JG 1b add.] I-3
wisselen van de tanden wisselen: wesǝlǝ (Alken) Het breken of wisselen van de veulentanden gebeurt op twee en een half- à drie en een halfjarige leeftijd; het veulen verliest de melktanden en krijgt paardetanden, eerst de twee voorste tanden of binnentanden. Als het omstreeks vier jaar is, breken de twee middentanden en op vier en een half- à vijfjarige leeftijd de twee hoektanden. [JG 1a, 1b; N 8, 19] I-9
wit stervormig vlekje op het voorhoofd ster: stē̜ǝr (Alken) Witte plek op het voorhoofd van donkerharige paarden, niet groot maar van verschillende vorm als rond, ovaal e.d. Een ster is iets groter dan een kol. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b; N 8, 27a; S 27] I-9
wit van het ei wit: wet (Alken) [JG 1b, 1c; monogr.] I-12
witte kool witte kabuiskool: witte kaboueskool (Alken), witte kool: wetə køͅyl (Alken), witte keul (Alken) [Goossens 1b (1960)]een witte kabuis(kool) [ZND 36 (1941)] || witte kool, als plant of gewas [N Q (1966)] I-7
witte kwikstaart akkermannetje: akkermenneke (Alken, ... ), akərmɛnəkə (Alken) kwikstaart [N P (1966)], [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)] III-4-1
woelen woelen: woelen (Alken) Woelen: onrustig heen en weer bewegen (woelen, sjravelen, sjörge) [N 108 (2001)] III-1-2
wonde wonde: dee won zal etteren (Alken), wôn (Alken) Die wonde zal etteren [ZND 23 (1937)] || wonde [ZND 45 (1946)] III-1-2
woord woord: wuuot (Alken) woord [RND] III-3-1