e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q001p plaats=Zonhoven

Overzicht

Gevonden: 5466
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
baldakijn baldakijn: baldakijn (Zonhoven) De begeleiders van de hemel, bijvoorbeeld vier leden van de schutterij [hiëmelwach]. [N 96C (1989)] III-3-3
balkenbrij balkenbrij: baləkəbrɛi̯ (Zonhoven), pens: pé.ns (Zonhoven), pensmortel: pénsmórtel (Zonhoven), pɛnsmoͅrtəl (Zonhoven) balkenbrij [ZND 01 (1922)] || gerecht, vervaardigd uit bloed van het varken, gemengd met vleesafval en boekweitmeel [Goossens 1a (1955)] III-2-3
balklaag, roostering bruggen: brøgǝ (Zonhoven) De gezamenlijke balken die op één verdieping gelegen zijn. Zij vormen de basis voor de vloer van de betreffende verdieping en de zoldering van de onderliggende verdieping. In L 210 werden de zolderribben geplaatst als de muren op plafondhoogte gemetseld waren. [N 54, 115a; monogr.] II-9
balpartij trap: trap (Zonhoven) Het voorste gedeelte van de schoen wat betreft het loopvlak. [N 60, 167b] II-10
balpartij [wld ii.10, p. 7] trap: trap (Zonhoven) Het voorste gedeelte van de schoen wat betreft het loopvlak (balpartij? terd? tree? trap? tred?) [N 60 (1973)] III-1-3
balspel voor meisjes droit-gauchen: Sub *goosjdwatte: Van Fr. gauche en droite. Ook gezegd: dwatgoorzje *dwatgoorzen.  dwatgoorzje (Zonhoven), gauche-droiten: Van Fr. gauche en droite. Ook gezegd: dwatgoorzje *dwatgoorzen.  goosjdwatte (Zonhoven) *Dwatgoorzen: Balspel voor meisjes. || *Goosjdwatten: Balspel voor meisjes. III-3-2
balzak zak: zak (Zonhoven) balzak, scrotum [zak, beurs] [N 10c (1995)] III-1-1
bandiet bandiet: bandiet (Zonhoven) een gewelddadige schurk [bandiet, schobbert, schobbejak, deugniet, boelmaker] [N 90 (1982)] III-3-1
bang bang: hed meͅr giənə baŋ (Zonhoven) (Niet bang zijn), duw maar. [ZND 23 (1937)] III-1-4
bangerik bangeling: bángeling (Zonhoven), beddenpisser: bèddepisser (Zonhoven), beddenzeiker: bèddezee.ker (Zonhoven), broekschijter: bròkschèè.ëter (Zonhoven), floets: flutš (Zonhoven), pisser: pisser (Zonhoven), platschijter: platschèè.ëter (Zonhoven), pummel: pømməl (Zonhoven), schrikkont: schrikkó.nt (Zonhoven), schriklijder: schriklij.er (Zonhoven), schrikschijt: schrikschee.ët (Zonhoven) bangerd, bangerik || bangerik || bangerik, lafaard || Bloodaard, bangerik, enz. [ZND 05 (1924)] || flauwerik, bangerik || platschijter, bangerik III-1-4