e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K278p plaats=Lommel

Overzicht

Gevonden: 5514
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
beeldhouwer steenkapper: (ne) steenkapper (Lommel) iemand die uit steen beelden maakt [beeldsteker, beeldhouwer, beeldenpikker] [N 112 (2006)] III-3-2
beeldje postuurtje: Daar stond een postuurken op de kast.  poͅstyrkən (Lommel) Postuurken: klein profaan beeldje. III-3-2
beeldzijde van een geldstuk kop: kop (Lommel), kruis: kruis (Lommel) de beeldzijde van een munt of geldstuk [kop, kruis, illevers, leeuw, wapentje] [N 112 (2006)] III-3-2
beemd beemd: begǝmt (Lommel), bęm (Lommel), bɛmt (Lommel) Het begrip beemd is, getuige ook de bronnenopgave bij dit lemma, vaak afgevraagd. Op grond van de informatie die de informanten bij hun antwoord gaven, springen er twee betekenissen uit van beemd. De eerste is ø̄lager gelegen, vochtig weilandø̄ en de tweede is ø̄hooiweide of hooilandø̄. Een aantal informanten vermeldt erbij dat beemd weiland is aan de Maas of aan een beek. Enkele andere bijvoegingen zijn: ø̄slechte wei met veel onkruidø̄, ø̄grasland zonder omheiningø̄, ø̄weiland met enkele bomenø̄, ø̄stuk zure grondø̄. De lage ligging wordt nogal eens als een slechte eigenschap, als minderwaardig, gewaardeerd. Sommige informanten geven aan dat een beemd iets anders is dan een broek. Mede door de diverse bijvoegingen bij de antwoorden zijn de beemd-opgaven daarom niet verwerkt in lemma 1.3.2 ɛlaaggelegen weidegrondɛ, waarin de broek-opgaven domineren. Binnen de woordtypen beemd en band/bend is niet altijd met zekerheid te zeggen of ze enkel- of meervoud zijn. Waar dit met zekerheid te zeggen is, is dit aangegeven.' [N 14, 53; N 14, 52; N 14, 50a; N 14, 50b; N 6, 33b; N P, 5; JG 1a, 1b, 1c; L 19b, 2aI; L 1a-m; L 4, 40; A 10, 4; S 2, 5, 43; Wi 6; RND 20; Vld.; monogr.] I-8
been been: beejen (Lommel, ... ), bejen (Lommel) been [ZND 21 (1936)] III-1-1
been, beenderen been: bejən (Lommel), beenderen (mv.): bie:eenderen (Lommel), knook: knok (Lommel), ne knook (Lommel), nə knōk (Lommel), schenk: scheŋk (Lommel, ... ), schènken (Lommel, ... ) beenderen (op het kerkhof) [ZND 21 (1936)] || benen, been (Frans: un os) [knook, knowk, been, bot] [N 10 (1961)] III-1-1
beenderen op het kerkhof beenderen: znd 21, 009c  bie-eenderen (Lommel), schenken: znd 21, 009c; cf. VD s.v. "I. schenk"3. (veroud.) schenkel. Zie ook WNT s.v. "schenk - schink"(zelfde bet. als VD). Cf. VD s.v. "schenkel, schinkel"1. "onderbeen bij de mens, tussen knie en voet; been, bot uit onderbeen; - later, minder juist, ook wel gebezigd voor dij, dijbeen".  schènken (Lommel) beenderen (op het kerkhof) [ZND 19 (1936)] III-2-2
beervoetigheid (het heeft/staat) bereklauw: bērǝklau̯ (Lommel), doorstaan: dørstǫu̯ǝn (Lommel) Beervoetige stand, een afwijking, waarbij de kootas naar voren is gebroken door het achterwaarts doorzakken van de koot, zodat de vetlok met de bodem in aanraking komt. [JG 1a, 1b; N 8, 93b] I-9
beet, hap hap: verklw. häpk\\n  hap (Lommel) hap III-2-3
beetje, een weinig stouw: ps. omgespeld volgens Frings!  sta͂u̯ (Lommel) geringe hoeveelheid III-4-4