| 18536 |
bef |
bef:
bäf (K278p Lommel)
|
bef [bavetje, sammezetje, bandje] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
| 24092 |
begijn |
begijn:
bəgeͅin (K278p Lommel),
kwezel:
kwēzəl (K278p Lommel)
|
De bewoonster van een begijnhof [begien]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
| 19115 |
begin |
begin:
bəgin (K278p Lommel)
|
begin
III-1-4
|
| 30822 |
beginnen met het werk |
(het werk) aanleggen:
(het werk) aanleggen (K278p Lommel)
|
[N 60, 222e]
II-10
|
| 25559 |
beginnen te rijzen |
omhoogkomen:
ǝmowǝxkomǝn (K278p Lommel)
|
De informant van Q 121 merkt op dat dit "beginnen te rijzen" gebeurt van b.v. zondagavond tot 4 uur maandagmorgen. [N 29, 25a; monogr.]
II-1
|
| 32716 |
beginvoor, -voren |
aanslag:
anslax (K278p Lommel),
ɛnslax (K278p Lommel)
|
Naar gelang de ploegwijze en de soort van ploeg kan men de eerste voor of voren ofwel in het midden ofwel aan de zijkant(en) van de akker ploegen. In dit lemma zijn de termen verzameld die als benaming voor de beginvoren (of -voor) in het algemeen werden opgegeven of als zodanig konden worden uitgelegd. Dit laatste is het geval met het woordtype aanscheut, voorzover dat werd gegeven n.a.v. de vraag naar "rug, verhoogd middendeel" (JG 1a + 1b). Blijkens opgaven van dat type uit de beide andere bronnen beperkt deze term zich niet tot de beginvoren in het midden. Hij komt inhoudelijk overeen met aanslag, aanwerk, aantrek e.d. waarmee niet zozeer de eerste voor of voren als zodanig, als wel het ploegen daarvan, het aanvangswerk bedoeld wordt. Omgekeerd is het type rug, dat n.a.v. de vraag naar "de eerste voor die de boer ploegt" (N 11, 60), niet hier maar in het volgende lemma opgenomen. Het bij enkele plaatsen vermelde aantal voren heeft betrekking op de aanscheut die in het midden van de akker gemaakt is. Voor voor zie men het lemma ploegvoor. [JG 1a + 1b]
I-1
|
| 32717 |
beginvoren in het midden |
rug:
røx (K278p Lommel)
|
Bedoeld worden de eerste (2, 4 of 6) voren die men midden op de akker of op een pand tegen elkaar aan slaat, als deze bijeengeploegd moet worden. Men kan deze voren, vooral als het laaggelegen of natte grond betreft, bewust wat hoger opploegen, om een rond akker- of pandoppervlak te krijgen. [N 11, 60; N 11A, 119c; JG 1a + 1b]
I-1
|
| 20430 |
begrafenis |
begrafenis:
begrafenis (K278p Lommel),
begraffenis (K278p Lommel),
bəgràffənes (K278p Lommel)
|
begrafenis || begrafenis; een schoone - [ZND 32 (1939)]
III-2-2
|
| 20434 |
begrafenismaal |
koffie:
koffie (K278p Lommel)
|
het begrafenismaal [N 96D (1989)]
III-2-2
|
| 20431 |
begraven |
begraven:
bəgràvvən (K278p Lommel)
|
begraven
III-2-2
|