e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P171p plaats=Landen

Overzicht

Gevonden: 384
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rijtuig met twee paarden dobbel gespan: dǫbǝl gǝspan (Landen) Benaming voor alle rijtuigen die door twee paarden getrokken worden, in plaats van door een. [N 101, 3 + 4; L 28, 34] I-13
rins zuur en zoet: zuur en zoet (Landen) Een rinse smaak (zuurzoet, gelijk sommige suikerbonbons). [ZND 41 (1943)] III-2-3
riool riool: riaulen (Landen) De dikke buizen onder de grond [ZND 24 (1937)] III-3-1
roeren roeren: ruiren (Landen), rure (Landen), ry(3)̄re (Landen) In de soep roeren. [ZND 41 (1943)] III-2-3
rongen rommen: rumǝn (Landen) Twee tot acht houten of ijzeren spijlen die op de kar of wagen staan ter versteviging en/of ondersteuning van de zijwand (zowel -plank als -ladder). De rongen zitten bij de wagen in de rongblokken, terwijl ze bij de kar door middel van rongkrammen bevestigd zijn aan de onderzijde van de draagbalken van de karbak. [N 17, 12c + 31 + 44g + add; N G, 60d; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; Lu 4, 3a] I-13
room zaan: zōn (Landen), zōǝn (Landen) Het vette deel van de ongekookte melk dat boven komt drijven, als men de melk rustig laat staan. [N 6, 15a; N 16, 17; L 6, 15; L 14, 22; JG 1a, 1b, 2c; A 7, 15; A 39, 7a; Wi 53; Gwn 10, 1; monogr.] I-11
royaal royaal (<fr.): mild  royauwel (Landen), rechtuit, voor de vuist  royaal (Landen) Royaal: uitspraak en betekenis (mild, onbekrompen, volop, enz.). [ZND 41 (1943)] III-3-1
ruin ruin: rø̜̄n (Landen) Gecastreerde hengst. Als de veulens één à twee jaar zijn en de ballen voldoende gezakt en zichtbaar in de balzak zijn, worden zij gecastreerd. Een hengst van drie tot vijf jaar die om de een of andere reden op deze leeftijd nog gecastreerd wordt, wordt meestal gesneden hengst en niet ruin genoemd. [JG 1a, 1b; A 4, 2c; L 20, 2c; L 39, 43; N 8, 20 en 38; S 27; monogr.] I-9
rund koe: (Landen) Holhoornig, herkauwend zoogdier dat om zijn vlees en melk en ook wel als trekdier gehouden wordt. [L 6, 22; L 42, 12; S 30; S 49; Wi 6; monogr.] I-11
ruw, hard ruw: dazənənrāuzəbāus (Landen), dies en rawe kerel (Landen) dat is een ruwe kerel [ZND 42 (1943)] III-3-1