e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P171p plaats=Landen

Overzicht

Gevonden: 384
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
salueren salueren (<fr.): de soldaote moette saluère (Landen), salueere (Landen) De soldaten moeten groeten (met de hand aan de muts) [ZND 32 (1939)] III-3-1
samenspannen bijeenspannen: dij twie spannen beeen teegen mich (Landen) Die twee heulen samen (spannen samen tegen de anderen) [ZND 26 (1937)] III-3-1
schaaldeel schaal: sxǭǝl (Landen) Wanneer een boomstam in de lengte in een aantal delen wordt gezaagd, zijn het onderste en het bovenste deel aan één zijde met schors bedekt. Men noemt die beide delen de schaaldelen. Zie ook afb. 11. [N 50, 51a; L 42, 18; monogr.] II-12
schaap lemmen: lɛmǝ (Landen), schaap: sxōp (Landen), sxǭp (Landen) Bedoeld wordt het schaap in het algemeen, niet geslachtelijk onderscheiden. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b, 2c; L 45, 21; L 38, 40; L 6, 25; S 30; A 14, 21; A 2, 1; G V, m3; Gwn 5, 13 add.; monogr.] I-12
schaar scheer: sxē̜r (Landen) Schaar, gereedschap van kleermaker en naaister. Een goede schaar is gemaakt van staal en ijzer. Het snijvlak van de schaar moet van staal vervaardigd zijn. Het bovenoog, waarin de duim rust, is kleiner en ronder dan het onderoog waarin de vingers rusten (Papenhuyzen III, pag. 9). In dit lemma zijn de vragen ø̄Hoe noemt u de schaar in het algemeen?ø̄ (N 59, 16a), ø̄Hoe noemt u de grote schaar?ø̄ (N 59, 16b), en ø̄Hoe noemt u de kleine schaar?ø̄ (N 59, 16c) samengevoegd. Binnen dit lemma zijn de antwoorden onderverdeeld in drie groepen die beantwoorden aan de driedelige vraagstelling. Zie afb. 8. [N 59, 16a; N 59, 16b; N 59, 16c; N 62, 54; L 45, 14; L A2, 317; Gi 1.IV, 22; MW; S 30; monogr.] II-7
scharrelen dabben: dabǝ (Landen), dabǝn (Landen) De kippen dabben en scharren in de grond om wormen, insecten en dergelijke te vinden. [N 19, 61a; L 33, 20; monogr.] I-12
schieten schieten: sxīətən (Landen) schieten [ZND A2 (1940sq)] III-3-1
schilderij schilderij: schilderei (Landen) Schilderij. [Willems (1885)] III-3-2
schip schip: e schip twie schepe (Landen), ə sxip twi sxēp (Landen), ə sxip, twīə sxēp (Landen) een schip, twee schepen [ZND 42 (1943)], [ZND A2 (1940sq)] III-3-1
school school: de kinderen zen nou de school (Landen), də kiŋər zenot sxōul (Landen) de kinderen zijn naar school [ZND 42 (1943)] III-3-1