26002 |
zwijmelen |
kriskras gaan:
kreskras ˲gǫn (P048p Halen)
|
Onvast, langzaam en met moeite gaan, zonder richting te houden. [N 8, 73 en 83]
I-9
|
34613 |
zwik van de wagen |
zwik:
zwek (P048p Halen)
|
De dwarsbalk die de vorkhouten onder de bak van de langwagen met elkaar verbindt. [N 17, 42 + 44d; N G, 70f; JG 1b; monogr]
I-13
|
21113 |
zwoord |
zwaard:
zwaš (P048p Halen),
zwäi̯s (P048p Halen),
Syst. Frings
zwaš (P048p Halen)
|
De zwoord, van het spek (zwaart, zwaort?) [N 16 (1962)] || zwoerd [Goossens 1b (1960)] || zwoerd (harde rand van een snede spek) [ZND 08 (1925)]
III-2-3
|
21456 |
één frank |
frank:
ps. omgespeld volgens Frings.
enə fraŋ (P048p Halen),
frankje:
ps. omgespeld volgens Frings.
freͅŋskə (P048p Halen)
|
1 franc, een ~ (wit metaal) [N 21 (1963)]
III-3-1
|