e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L288p plaats=Nederweert

Overzicht

Gevonden: 3221
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bonte specht, specht specht: alleen in kandidaatsscriptie  speicht (Nederweert), timmerman: tummerman (Nederweert), tummerma͂n (Nederweert) specht (alg.) || specht, bonte ~ (23 / 14,5 zwart-wit; grote soort is vrij gewoon, kleine soort zeldzaam [N 09 (1961)] || specht, bonte — III-4-1
bood giftig: giftig (Nederweert) nijdig, kwaad III-1-4
boodschappenmand boodschappenmand: buǝtsxapǝmaŋ (Nederweert) Hengselmand waarmee de boodschappen worden gedaan. [N 20, 50; N 40, 111; N 40, 113; N 40, add.; monogr.] II-12
boog boog: bo.g (Nederweert), en boech (Nederweert), Sub boeëg.  boôg (Nederweert), pijlenboog: pieleboog (Nederweert), Uitsluitend N.  piêleboog (Nederweert) [Boog]. || boog [GTRP (1980-1995)], [RND] || Boog. || Handboog. III-3-2
boom (alg.) boom: boom (Nederweert), boum (Nederweert, ... ), boûm (Nederweert), boͅu̯m (Nederweert), buim (mv.): buim (Nederweert), buim mv (Nederweert) boom [RND], [SGV (1914)] || boomen (mv.) [SGV (1914)] III-4-3
boomgaard bamd, beemd: bāntj (Nederweert), bongerd: boŋərt (Nederweert), bôngert (Nederweert) boomgaard I-7
boomklever blauwspecht: boomklever heeft een blauwe rug en zit als een specht tegen de boom geklemd  blauwspecht (Nederweert), blauwspechtje: blauwspechtje (Nederweert) boomklever || boomklever (14 slechts op enkele plaatsen in Brabant; blauwgrijs boven, rossig onder; stevig, vrij lang snaveltje; klimt stammen op en neer; metselt aan nestgat; roep [watsj] [N 09 (1961)] III-4-1
boomkruiper boomkruiper: alleen in kandidaatsscriptie  boumkroeper, boumkuuperke (Nederweert), boomlopertje: boumluiperke (Nederweert, ... ), alleen in kandidaatsscriptie  baumluiperke (Nederweert) boomkruiper || boomkruiper (12,5 net een muis die tegen boomstammen opkruipt; dun krom bekje; nest in spleten en gaatjes; roep kort hoog [tiet, tiet, tiet]; zang kort tiereliertjen [N 09 (1961)] III-4-1
boomleeuwerik boomliewerk: boumlîêwerk (Nederweert), heiliewerk: heilîêwerk (Nederweert, ... ), hejlieëwêrrek (Nederweert) boomleeuwerik || leeuwerik: boomleeuwerik (15 alleen in droog terrein (bijv. hei niet veel op trek; zang is heel helder, klokjesachtig [lululululu] [N 09 (1961)] III-4-1
boompieper bospieper: bòspieper (Nederweert), bospiepertje: bospieperke (Nederweert), dennenpiepertje: dennepieperke (Nederweert) boompieper || boompieper (15 net een verkleinde uitgave van zanglijster [019]; alleen op droog, open terrein met bomen; zang kanarieachtig in een korte stijg- en daalvlucht; niet zeldzaam [N 09 (1961)] III-4-1