e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P169p plaats=Attenhoven

Overzicht

Gevonden: 65

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
graaf graaf: enne graaf (Attenhoven) Graaf. [ZND 35 (1941)] III-3-1
grenssteen, grenspaal reensteen: rinstin (Attenhoven) De steen of paal die de grens tussen akkers aangeeft. Langs de grenzen van landerijen worden meest op de hoeken, maar ook op verschillende plaatsen elders dergelijke dikke stenen of palen geplaatst als grensmerkteken. [N 11, 9; JG 1b, 1c, 2c; L 35, 87; L 41, 24; monogr.] I-8
haken crocheteren (<fr.): crosteere (Attenhoven) Haken, crocheren. [ZND 35 (1941)] III-1-3
hennep kennep: kęmp (Attenhoven) De onbewerkte hennep die door enkele bewerkingen geschikt wordt gemaakt voor het spinnen. De gewone hennep kan wegens de buitengewone sterkte, de betrekkelijk grote lengte en buigbaarheid der vezels als de meest geschikte stof worden beschouwd voor het vervaardigen van touwwerk (Grothe, pag. 234). Al naar gelang het land van herkomst spreekt men van inlandse, Belgische, Italiaanse, Russische, Hongaarse hennep en van Manillahennep, Javahennep enz. Iedere soort kan variëren in kwaliteit en kleur. Het woordtype kennepin duidt op de vrouwelijke hennepplant. [N 48, 12a; Wi 52; S 13] II-7
honing honing: honeŋk (Attenhoven) Produkt door de bijen uit bloemvocht of nectar bereid en afgezet in de cellen van de raten. Honing is een zoete stof die door mensen als voedingsmiddel wordt gebruikt. [N 63, 43b; N 63, 111; L 1a-m; L 35, 105; S 14; S 38, JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 128; A 9, 8; monogr.] II-6
ijken pegelen: de gewichten pegele (Attenhoven) De gewichten ijken"(de gewichten van de winkeliers nazien of ze nog juist zijn). [ZND 36 (1941)] III-3-1
inkt inkt: das blae nink (Attenhoven) Blauwe inkt. [ZND 36 (1941)] III-3-1
italiaan italiaander: das iəne Italiənder (Attenhoven) Dat is een Italiaan. [ZND 36 (1941)] III-3-1
jong varken kurre: (mv)  kørǝn (Attenhoven) Jong varken in het algemeen. [N 19, 3; N C, add.; L 1a-m; L 3, 2b; L 37, 49a; NE I.12; NE 2.I.9; JG 1a, 1b, 2c; AGV KI; S 3; RND 46 en 84; Vld.; Wi 51; Gwn 5, 12; monogr.] I-12
jonge gans jonge gans: jou̯ŋǝ gās (Attenhoven) De benamingen in dit lemma duiden in het algemeen op een jonge gans. In vraag A 6, 5c werd gevraagd naar de dialectbenamingen voor "pasgeboren ganzen". De antwoorden zijn ook in dit lemma opgenomen. Hierdoor komen er onder andere (-)kuiken-opgaven voor. [L 34, 15; JG 1a; A 6, 5c; A 2, 42; monogr.] I-12