e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L246p plaats=Horst

Overzicht

Gevonden: 3618

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aanmeten aanmeten: amē̜tǝ (Horst) Het nemen van de voor een kledingstuk vereiste maten. Bij de heren neemt men de maat van de rughoogte, taillelengte, gehele lengte van het kledingstuk, (halve) rugbreedte, ellebooglengte, mouwlengte, borstbreedte, bovenwijdte, taillewijdte, zitwijdte, armsgatdiepte, verhoudingsmaat, schouderhoogte, korte schouderhoogte, avancement, buikvoorsprong, lendebreedte; opening, lengte en zijlengte van het vest; knielengte, zijlengte, tussenbeenlengste, bandwijdte, zitwijdte, kniewijdte en voetwijdte van de broek (Papenhuyzen II, pag. 5 e.v.). Bij de dames neemt men de maat van de rughoogte, taillelengte, gehele lengte (halve) rugbreedte, ellebooglengte, mouwlengte, borstbreedte, eerste bovenwijdte, tweede bovenwijdte, taillewijdte, heupwijdte, armsgatdiepte, bustehoogte, verhoudingsmaat, voorlengte tot de rughoogtelijn, voorlengte tot de taillelijn, schouderhoogte, avancement, achterlengte, zijlengte, voorlengte, taillewijdte, heupwijdte en onderwijdte van de rok (Papenhuyzen I, pag. 6 e.v.). Zie voor het aanmeten o.a. afb. 23. [N 59, 43; N 62, 2a] II-7
aanrekenen manen: Van Dale: IV. manen, 1. (iem.) met aandrang herinneren aan een verplichting, hem opwekken tot het vervullen ervan, m.n. tot betaling.  mane (Horst) betaling vragen voor een geleverd artikel; in rekening brengen [schrijven, aankalken] [N 89 (1982)] III-3-1
aanrijgen vamen: vééme (Horst) tot een snoer verenigen [ritsen, resemen, rijgen] [N 91 (1982)] III-4-4
aanspanningspunt, kam van de eg kam: kám (Horst) Het vooreinde, de kam of een ander onderdeel van de eg, waaraan de egketting of de trekhaak daarvan bevestigd wordt. Zie de afb. 57 en 58. [JG 1a + 1b add.; N 11A, 156a + b; monogr.] I-2
aanstaan bevallen: bevalle (Horst), gaden: gaaje (Horst) behagen, bevallen, aangenaam zijn [gaden, gaaien, aanstaan] [N 85 (1981)] III-1-4
aanstoot geven ergernis geven: ergenisgaeve (Horst) mensen ontstemming of ergernis geven door onzedelijk gedrag [geven] [N 85 (1981)] III-1-4
aanvliegen aanvliegen: āvlēgǝ (Horst) Het zich neerzetten van de zwerm, nadat hij enige tijd gezwermd heeft. [N 63, 34a; N 63, 35] II-6
aanwassen op de tanden haken: hø̜̄k (Horst) Knobbelvormige aanwassen op de tanden. Als de wrijfvlakken van de beneden- en bovenkaak elkaar niet geheel dekken, ontstaan door de ongelijkmatige afslijting scherpe haken op de hoektanden. Zij komen vooral voor vanaf zevenjarige leeftijd en ontwikkelen zich het sterkst als het paard negen jaar oud is. [JG 1b, 1c, 2c; N 8, 91] I-9
aanwezigheid present zijn: present (zijn) (Horst) de aanwezigheid, het aanwezig zijn [antwoord] [N 91 (1982)] III-4-4
aanwijzen wijzen: wīēze (Horst) arm en hand uitstrekken naar iets of in de richting van iets om er de aandacht op te vestigen of om het te tonen [duiden, wijzen] [N 85 (1981)] III-1-4