24920 |
afkalven |
afbrokkelen:
aofbrokkələ (Q095a Caberg)
|
afkalven, stuksgewijs afschuiven en instorten gezegd van oevers, slootkanten enz [inkalven, inkavelen, inkelderen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
20528 |
afkoken |
afbroeien:
aofbreuje (Q095a Caberg),
broeien:
breuje (Q095a Caberg)
|
Hoe noemt U: Met (in) weinig water gekookt, gezegd van groenten (kort) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20473 |
afkomst |
komaf:
komaof (Q095a Caberg)
|
afkomst, afstamming; bloedverwantschap in neerdalende lijn [komaf, tuk, afkomst] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
20437 |
afleggen van een dode |
afleggen:
aoflegke (Q095a Caberg)
|
een lijk reinigen en met het doodsgewaad bekleden, meestal tevens van het bed afnemen [afleggen, lijken, ontwaden] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
33485 |
afslaan, van noten |
houwen:
WBD/WLD
hauwe (Q095a Caberg)
|
Noten afslaan (boeken, beuken slaan, rammelen, sloesteren). [N 82 (1981)]
I-7
|
21097 |
alikruik |
alikruikel:
WBD/WLD
alikrukels (Q095a Caberg)
|
Hoe noemt u de eetbare soort zeeslakken (alikruik, ullek) [N 83 (1981)]
III-2-3
|
23195 |
allerheiligen |
allerheiligen:
allerheilige (Q095a Caberg)
|
Allerheiligen. [N 06 (1960)]
III-3-3
|
23196 |
allerzielen |
allezielen:
alleziele (Q095a Caberg)
|
Allerzielen. [N 06 (1960)]
III-3-3
|
18631 |
alpinomuts |
pielemutsje:
pielemutske (Q095a Caberg)
|
alpino(muts) [patsj] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18371 |
andere damesschoenen |
platte schoen:
platte sjeun (Q095a Caberg)
|
damesschoenen; inventarisatie overige soorten; betekenis/uitspraak [N 24 (1964)]
III-1-3
|