e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q171p plaats=Vlijtingen

Overzicht

Gevonden: 1960

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aardappelschil schil: šɛl (Vlijtingen) Het velletje van de vrucht van de aardappel. [JG 1a, 1b; monogr.] I-5
aardappelstruik struik: strű̄.k (Vlijtingen) Het geheel van de aardappelplant of aardappelbos: wortels, stengels. bladeren en bloemen. In het lemma en op de kaart is aangetekend waar zich de opvallende monoftong /u/ bevindt in struik, terwijl men een diftong of palatalisering zou verwachten; zie Stevens 1951, 249. Voor de fonetische documentatie van de typen aardappel en patat, zie het lemma Aardappel. [N 12, 5; JG 1a, 1b; A 23, 17c; Lu 1, 17c; monogr.] I-5
aardbei ebber: ± WLD  ĕŭbbĕrĕ (Vlijtingen) De bekende, fris smakende rode vrucht van de aardbeienplant (aadbissem, aardbeer, aardbees, jaarbees, aardbezie, freis). [N 82 (1981)] I-7
aarden gewennen: gewéénə (Vlijtingen) zich op een andere plaats waar men zich gevestigd heeft, thuis gaan voelen [aarden, de aard krijgen] [N 85 (1981)] III-1-4
aars kont: ko.nt (Vlijtingen) [JG 1a, 1b; N 8, 13, 32.9 en 35] I-9
abuis mis: dat es mis (Vlijtingen) Dat is mis. [ZND 38 (1942)] III-1-4
achterhaam achterhaam: ā.tǝrhǭm (Vlijtingen) Samenstel van riemen dat op het achterwerk van het paard wordt gelegd en dient om de kar achteruit te stoten. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 74; monogr.] I-10
achterknie hak: hak (Vlijtingen) Uitstekend achterpootsgewricht van het paard. Een gedeelte van de termen duidt niet de uit- maar de insprong of knieholte aan. Zie afbeelding 2.40. [JG 1a, 1b, 2c; N 8, 32.1, 32.5, 32.9, 32.10, 32.11 en 32.12] I-9
achteruit terug: trik (Vlijtingen), terug-ju(j): trik˱ jy (Vlijtingen) Voermansroep om het paard achteruit te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95l en 96; L B 2, 254; L 36, 81b; monogr.] I-10
achteruitgaan achteruitlopen: aateroot laope (Vlijtingen) Achteruitgaan (wijken, deinzen). [N 84 (1981)] III-1-2