e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P171p plaats=Landen

Overzicht

Gevonden: 384
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
smidsgereedschap gerief: grīf (Landen), getuig: gǝtø̜jx (Landen) De algemene benaming voor al het gereedschap van de smid. [L 19A, 13; monogr.] II-11
sneltrein blok: blok (Landen), expres (<fr.): en express (Landen), ənən eͅxpreͅs (Landen), ⁄n expres (Landen) Sneltrein. [ZND 35 (1941)] III-3-1
snuit snuit: snāt (Landen) [N 19, 25; N 76, 11; L 7, 8; JG 1a] I-12
soldaten soldaten: de soldaote moette saluère (Landen) De soldaten moeten groeten (met de hand aan de muts) [ZND 32 (1939)] III-3-1
speelkaart kaart: kaoit (Landen) Kaart. [Willems (1885)] III-3-2
spel (alg.) spel: spael (Landen) Spel. [Willems (1885)] III-3-2
speld spelde: spęl (Landen), spɛl (Landen) Puntig, van een kop voorzien metalen stiftje om iets in weefsel vast te steken of te bevestigen op of aan iets anders. [N 62, 50a; L 7, 20; L 14, 24; L B1, 73; R 14, 8a; MW; Wi 7; S 34; monogr.] II-7
spelden vastspeten: vastspētǝ (Landen) Met spelden stukken kleding of panden aan elkaar vastspelden. [N 59, 74; L 7, 20; S 34] II-7
speldenkussen speldenkussen: spęlǝkø̜sǝ (Landen) Kussentje waarop men de spelden en naalden steekt. De informant van Q 198 merkt op dat hij de naalden op zijn vest (kamizool) of op een stukje stof aan de muur speldde. Zie afb. 11. [N 59, 13a; N 62 68; L 45, 19; Gi 1.IV, 64; MW; monogr] II-7
spelen (alg.) spelen: spêle (Landen) Spelen. [Willems (1885)] III-3-2