e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L269p plaats=Blerick

Overzicht

Gevonden: 5182
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
betrekken (lucht) belommeren: belómmert (Blerick), dichttrekken: de luch trek dich (g) (Blerick), gaan betrekken: ⁄t geit betrekken (Blerick), toetrekken: de lóch trekt toe (Blerick), zich toezetten: de lôch zet zich toe (Blerick) dicht gaan zitten zodat er regen dreigt, gezegd van de lucht [de lucht overtrekt, groeit, belommert] [N 22 (1963)] || eerst helder zijn, maar daarna dreigen te gaan regenen, gezegd van het weer [zich berouwen] [N 81 (1980)] III-4-4
betten van een wonde betten: bette (Blerick, ... ) lessen: Een wonde betten (lessen, betten). [N 84 (1981)] III-1-2
beugelen beugelen: beugele (Blerick, ... ) Het balspel waarbij een bal door een ijzeren ring, beugel geslagen moet worden [beugelen, klossen, kolven]. [N 88 (1982)] III-3-2
beugelring beugel: beugel (Blerick) De ijzeren ring van de beugelbaan [beugel, poort, ring]. [N 88 (1982)] III-3-2
beugelzaag boszaag: bǫs˲zāx (Blerick) Handzaag, bestaande uit een boogvormige, metalen beugel waarin een, meestal grofgetand zaagblad kan worden gespannen. De zaag wordt onder meer gebruikt om brandhout te zagen, palen in te korten, etc. [N 53, 6a; N 75, 116b; N G, 22a; monogr.] II-12
beuk beuk: beuk (Blerick), beukenboom: -  beukebaum (Blerick), beukeboum (Blerick) beuk [SGV (1914)] || beuk (Fagus) [DC 39 (1965)] III-4-3
beukennootje beukennootje: -  beukeneutjes (Blerick), beukenootjes (Blerick), beukenöötjes (Blerick) beuk (Fagus) [DC 39 (1965)] || beukennootje [DC 39 (1965)] III-4-3
bevallen een kindje krijgen: un kiëndje kriege (Blerick), kindje krijgen: kiendje kriêge (Blerick) Bevallen: een kind ter wereld brengen (bevallen, vallen, een kindje krijgen, kinderen winnen, omschudden, kopen). [N 84 (1981)] III-2-2
bevel bevel: bevel (Blerick, ... ) bevel [SGV (1914)] III-1-4, III-3-1
bevend schudden met de huid (zich) schuddelen: sxødǝlǝ (Blerick), razelen: rāzǝlǝ (Blerick) Rillen, beven, huiveren, vooral na zware arbeid, bij koude en uit angst. [N 8, 66 en 68] I-9